Geboorte

 

 

* Herkomst kinderen, Bakerpraatjes, Oud-Hollandse kraamkamer, Doopsel en Kerkgang, Kunst en kunde, Van taboe naar openbaarheid, Verjaardagen, Minderheden.

 

Van alle taboes die zich in de loop van de geschiedenis hebben voorgedaan, is het taboe op de geboorte het hardnekkigst geweest. Wanneer dit zich heeft aangediend is onbekend, maar ten laatste zal dat in de vroege Middeleeuwen zijn gebeurd, tijdens de kerstening. Zoals alle wereldgodsdiensten  - van hindoeïsme tot islam - bracht het chistendom vrouwen in verband met onreinheid. De eerste vrouw uit de bijbel, Eva, stond als verleidster van Adam zelfs voor de incarnatie van het kwaad, reden waarom God haar met de pijnlijke en bloederige bevalling had bestraft. In de twaalfde eeuw schreef de latere paus Innocentius III onomwonden: 'De vrouw ontvangt met onreinheid en stank, zij baart met droefheid en smart, zij zoogt met benauwenis en zwoegen, zij verzorgt met angst en vrees'. Volgens de Amerikaanse feministe Adrienne Rich werd het mannen hierom verboden bij een bevalling aanwezig te zijn.

 

bosse2

17de eeuwse voorstelling van een bevalling op een lit de travail door Abraham Bosse. Ogenschijnlijk is de staande man rechts de echtgenoot, die dus toch in de kraamkamer aanwezig was. (OLM Arnhem) 

 

Maar of die mannen zich daadwerkelijk aan dit verbod hielden? Het is denkbaar dat, waar de behuizing klein en het klimaat kil was, zij tot in de negentiende eeuw getuige van bevallingen zijn geweest, toen preutsheid zich allerwegen opdrong. Alle bewaard gebleven pornografie ten spijt, de onbekendheid van mannen met de vrouwelijke anatomie kon in die eeuw dermate groot zijn dat zij zich een hoedje schrokken tijdens de huwelijksnacht. De Engelsman John Ruskin scheidde van zijn vrouw, omdat zij schaamhaar bleek te bezitten, wat hij - nota bene hoogleraar kunstgeschiedenis - zogenaamd nog op geen enkel schilderij had gezien. Dit klinkt onwaarschijnlijk, want hij zal op z'n minst gehoord hebben van het beroemde schilderij van Gustave Courbet, l' Origine du monde, maar bij rechters die zelf totaal ontwetend waren kwam hij hiermee weg. Ter vergelijking: Stefan Hertmans voert in Oorlog en Terpentijn (2013) zijn grootvader op die rond 1900 één keer zijn vrouw ontkleed betrapte terwijl zij zich waste: zij schold hem de hele dag uit en eiste van zijn moeder dat hij zich voor zijn onbeschaamdheid excuseerde. Mannelijke babyboomers hebben van deze interseksuele paniek overigens het staartje meegemaakt. In alle bosjes van hun jeugd troffen zij achtergelaten pornoblaadjes aan met opnames van vrouwen bij wie de hele schaamstreek was weggeretoucheerd en borsten tot een extra paar schouders waren omgetoverd - zij wisten niet beter dan dat de natuur zo in elkaar stak! 

 

naakt1

Zelfs pornografie kende het taboe op vrouwelijkheid (welbeschouwd een vorm van dubbele obsceniteit). Met airbrush bewerkte foto uit de jaren zestig door Harrison Marks. www.thekameraclub.co.uk

 

Trouwens, net als mannen wist ook menig meisje van toeten noch blazen. De moeder van de Haagse schrijfster Mensje van Keulen, die zelf uit 1946 is, had tot aan haar huwelijk geen idee dat er zoiets als geslachtsverkeer bestond. Een nonnetje in het R.C. Jongensweeshuis in Amsterdam kreeg in de jaren vijftig voor het eerst voorlichting en merkte spijtig op: 'Dan zou ik ook wel getrouwd willen zijn.'

Het hoeft daarom niet te verbazen dat bevallingen een flink deel van de geschiedenis in afzondering plaatsvonden. Op vroege afbeeldingen ervan komen zelden mannen voor en wordt ook de eigenlijke partus meestal verkapt getoond: - of de vroedvrouw tast onder de rokken of de kinderen zijn al lang en breed gebakerd. Dat hier wel degelijk van een taboe sprake was en niet van een fatsoenskwestie, blijkt uit het lot van een zekere dr. Wertt uit Hamburg, die in 1552, nota bene als vrouw verkleed, een geboorte meemaakte en daarvoor naar verluidt op de brandstapel belandde...

 

Herkomst van kinderen

 

Het taboe op de geboorte verklaart ook allerlei fabeltjes over de oorsprong van kinderen. Die waren al populair toen erotiek nog nauwelijks uit de openbaarheid was verdrongen en er een uitgebreide verbale cultuur omheen bestond, zodat het niet moeilijk was kinderen subtiel voor te lichten.

Zo omschreef de zeventiende-eeuwse dichter P.C. Hooft, die verder nooit een blad voor de mond nam, een bevalling zedig als een roeitocht naar Volewijk, ten noorden van Amsterdam, waar kinderen uit een boom werden geplukt. Dergelijke bomen stonden in meer plaatsen. Utrecht had zijn Munnekenboom, Zwolle de dikke boom van Wijhe, Haarlem de holle iep bij Kraantje Lek - Anton Pieck heeft die nog gebruikt in 1928 voor het geboortekaartje van zijn zoon Max (zie verderop).

 

baker

De populairste Nederlandse voorstelling in de 19de eeuw: het kind uit een kool. Uit: De reis door het leven, gezelschapspel (Atlas van Stolk)

 

poppesteen

De Poppesteen in Bergum, Friesland, waarbij vroeger kinderen werden gevonden. (Pieter Söhngen)

 

Elders kwamen de kinderen uit het riet, een gracht, een bron of zelfs een put, zoals de Hoenderput in Deventer. Ze lagen in de duinen of bij de Poppesteen in Bergum en de Hommelebommelesteen in Urk. Ze werden gebracht door de vloed, door een schip dat op de Doggersbank voer, door watergeesten, vliegen en muggen, en door engeltjes en missionarissen in katholieke kringen. Vlaanderen kende een echte kinderbrenger of kinderboer, een manspersoon, al waren de kool en de rozemarijnstruik er favoriet. Dokters en bakers konden ze zelf maken of op de markt kopen. En in Zaandijk schepte watermolen Het Leven ze met zijn rad uit het water. 

 

baby

 

ooievaar

Boven: De latere koning Willem III komt in 1817 op een zinneprent van J. Francois uit een appeltje van Oranje. Onder: Prinses Juliana wordt in 1909 op een postkaart aangezegd door een gedecoreerde ooievaar. (Atlas van Stolk)

 

Sommige volkskundigen hebben in die bomen, stenen, putten en bronnen de resten willen zien van animisme en Germaanse godsdienstoefening. Maar als verklaringen liggen dat soort vindplaatsen nogal voor de hand, en of de oude Germanen hun kinderen al zulke onzin op de mouw spelden? Het is veelzeggend dat veel niet-westerse culturen geen kinderbrengers nodig hebben gehad.

Het verhaal over de kool, dat in de negentiende eeuw het populairst was, is wellicht afkomstig uit zuidelijke landen, met name Frankrijk. Een nieuwsbrief van het Meertens Instituut (mei 2012) geeft voor Nederland als oudste bron 1644, toen een zekere Isaac Brughoorn noteerde: 'Ick heb daer een Kint helpen halen uytte kool, hier tot ons An'. De kool bood ook gelegenheid tot specificatie, omdat er diverse soorten in bestaan. Bloemkool en groene kool waren als herkomst het meest gebruikelijk, maar van meisjes en bleekhuidige jongens werd wel gezegd dat ze in witte kool waren gevonden, en roodharigen in rode kool.      

 

griet

Volewijk in Amsterdam-Noord als vindplaats voor kinderen, uit De vernieuwde Jan de Wasscher, 18de eeuw.(Atlas van Stolk)

 

De ooievaar als kinderbrenger is in Nederland vrij laat algemeen geworden. Volgens de schrijver Okke Haverkamp is hij in die rol pas aan het eind van de achttiende eeuw vanuit Duitsland tot het westen doorgedrongen; alleen oostelijke provincies kenden hem zo langer. Dit is opmerkelijk, want net als in Duitsland was de ooievaar hier een vertrouwde verschijning. Als trekvogel die elke lente op zijn oude nest terugkeert om nieuwe eieren te leggen, soms op een schoorsteen middenin de stad, stond hij ook symbool voor vruchtbaarheid en trouw. Niet voor niets siert hij sinds 1541 het wapen van Den Haag en zijn diverse gevelstenen in Amsterdam aan hem gewijd. Etymologen beweren zelfs dat het woord ooievaar is afgeleid van odevaar of adebaar, wat schatbrenger zou kunnen betekenen. En toch moest die associatie met de geboorte van kinderen uit Duitsland komen! Eenmaal in die rol echter werd hij een succes, want in de twintigste eeuw was het verhaal over hem het meest verbreid, met dat over de kool op de tweede plaats. Iconografisch heeft hij ook als enige de openhartige voorlichting overleefd die sinds het midden van de vorige eeuw gebruikelijk is geworden: op geboortekaartjes wordt hij nog wel, de kool niet meer afgedrukt.

 

pieck

Waar haalt de ooievaar eigenlijk de kinderen vandaan? Ontwerp voor een geboortekaartje voor Kunst Adelt van Anton Pieck uit 1944. www.catawiki.nl

 

Waarom de ooievaar uiteindelijk heeft gewonnen, blijft gissen. Ik veronderstel dat moderne mensen het plezieriger vonden hun kind bij hem te denken dan bij vliegen, muggen, een put of een boom. Dat de ooievaar op zijn beurt kinderen elders oppikte, bijvoorbeeld uit een waterlelie, verdween daarbij uit de gedachten. Alleen in het liedje Ooievaar, Lepelaar, Takkedief, Ooievaar heeft de kindertjes lief klinkt de natuur nog enigszins door. Maar verder was een ooievaar altijd een echte dame of heer, die een baby in een keurig buideltje aan huis kwam brengen. In de meeste verzinsels daarentegen zijn het de ouders die naar een ongeciviliseerde omgeving trekken en dan uit een schare kinderen een keuze maken. Dit geeft een heel andere entree: het kind hoort dan dankbaar te zijn. De komiek Albert Mol getuigde eens hoe erkentelijk en gevleid hij was, toen zijn moeder hem vertelde dat zij hem uit tientallen lotgenoten had gekozen die in een koolveldje lagen te vernikkelen. Ook de kinderen die in Volewijk bij trosjes aan de bomen hingen leken zich bewust van de goedertierenheid van hun aanstaande ouders; zij riepen om het hardst:

Pluk mijn, pluk mijn,
Ik zal alle dagen zoet zijn
.

Wanneer nu een kind aan huis wordt afgeleverd, wordt de dankbaarheid als het ware verlegd naar de ouders: zij zijn blij met om het even wat voor kind. Dit is speculatie natuurlijk, maar die past wel bij de intensieve zorg waarmee kinderen sinds de achttiende eeuw in burgerlijke gezinnen werden omgeven. Zelfs de getroffen moeder kreeg in het verhaal van de ooievaar een plaats. Wanneer hij een kind bij de moeder bracht, stak hij haar met zijn snavel per ongeluk in buik of been, en dat kon haar bedlegerigheid na de bevalling tegenover haar andere kinderen verklaren. Het was zelfs mogelijk de ooievaar in de gezinspsychologie te betrekken. Albert Heijn vertelt in Albert Heijn, de memoires van een optimist dat zijn vader in 1931, toen hij zelf vier jaar oud was, de geboorte van zijn broer Gerrit-Jan aankondigde met de woorden: 'De ooievaar is net weg, maar hij vroeg nog naar je'. Zeventig jaar na dato stond Albert nog bij dat hij zich door die toevoeging niet buitengesloten had gevoeld.

 


Bakerpraatjes

 

Een uitvloeisel van het taboe rond de geboorte is geweest dat er nergens zoveel en zo lang volksgeloof heeft getierd als op dit vlak: de bakerpraatjes. Hun verspreiding heeft tot in onze tijd geduurd, niet verwonderlijk gezien het feit dat biologen pas in 1875 ontdekten hoe de bevruchting precies plaatsvindt. Men was bovendien ontvankelijker voor troostende waanwijsheid vanwege de enorme kindersterfte. Tot in de negentiende eeuw haalde slechts de helft van de kinderen het vijfde levensjaar haalde, een abstract cijfer dat de tragiek van de kraamkamer onvoldoende weergeeft. Het huwelijksleven van Willem de Wit (1786 - 1866), burgemeester van Hilversum en fabrikant, kan dat beter. Willem trouwde eerst met Alida Teeuwe (1783 - 1817), met wie hij zeven kinderen kreeg van wie er drie in hun wiegje stierven. Vervolgens trouwde hij met Anna Urbanus (1794 - 1867), die veertien kinderen baarde, van wie er negen niet levensvatbaar bleken te zijn. Dus 12 van de 21... 

Als inspiratiebron voor de bakerpraatjes dienden de bijbel en de Griekse en Romeinse geneeskunst. In de zestiende eeuw kwam daar de signatuurleer van de Zwitserse arts Paracelsus bij, volgens welke een ziekte dient te worden bestreden met iets wat erop lijkt (een gele plant tegen geelzucht, pissebedden tegen bedplassen). Maar ook alledaagse normen werden verheven tot medische inzichten. Een vrouw die niet in verwachting raakte, had volgens haar omgeving te veel omgang met mannen gehad, of te weinig met haar eigen man; in elk geval lag het aan haar.

 

duivelsteen.jpg

Duivelssteen in de bossen bij Ellecom/ De Steeg. Vrouwen met een kinderwens kunnen bij volle maan proberen een spijker in de steen te slaan.(www.eenwagenvolverhalen.nl)

 

Ter opwekking van de zwangerschap dienden kleverige en stoppende middeltjes, zoals stroop en koek, maar die hielpen niet wanneer de vrouw nog een ander kind borstvoeding gaf, wat ook vandaag nog te beluisteren valt. Katholieken konden (en kunnen) de Heilige Anna, moeder van Maria, aanbidden om een kind te krijgen. In de bossen tussen Ellecom en De Steeg ligt de Duivelssteen, waar vrouwen met een kinderwens zich bij volle maan met een hamer en spijker dienden te vervoegen. Naar verluidt gebeurde dat inderdaad regelmatig tot in de jaren zestig van de vorige eeuw.

Raakte de vrouw zwanger maar kreeg ze een miskraam, dat deerde niet, dat was slechts een voorbode van een volgende dracht.

Tijdens de zwangerschap mocht een vrouw niet met de benen over elkaar zitten, want dan groeiden die van het kind aan elkaar. Ze mocht haar armen niet boven haar hoofd steken, aangezien de navelstreng zich dan rond de nek van het kind krulde. Onder een drooglijn doorlopen of een halssnoer dragen had hetzelfde effect. De vrouw mocht vooral niet schrikken van lelijke of vreemde dingen en mensen; dat zou een even lelijke of vreemde afwijking aan de vrucht meedelen. Schrok de vrouw niettemin, dan mocht ze nooit met haar hand haar lichaam ergens raken, daar het kind op die plaats een wijnvlek zou krijgen. Sloeg ze bij het schrikken voor een haas een hand voor de mond, dan kreeg haar kind onherroepelijk een hazenlip. Ze kon het beste naar mooie dingen kijken, daar werd haar kind ook mooi van.  

 

ziel1

Een foetus ontvangt van God een ziel en wordt daarmee mens, uit: Hildegard von Bingen, Die seele und ihr Zelt, Liber Sivias, 1165. Lang geloofden christenen dat een embryo nog geen ziel heeft, alleen de foetus. Aristoteles meende dat zo'n bezieling bij jongens veertig dagen en bij meisjes negentig dagen na de conceptie gebeurde. Luther en Calvijn daarentegen gingen uit van een directe bezieling, wat binnen de katholiekek Kerk pas sinds 1869 als officiële leer geldt. (Pinterest)

 

Dit soort inbeeldingen heet 'verzien'. Volgens de bioloog C. Naaktgeboren was verzien in de vroege Middeleeuwen nog voornamelijk gericht op harmonieuze voorstellingen tijdens en direct na de conceptie; daarna kwamen de misvormingen erbij en werd het effect ervan over de hele zwangerschap uitgesmeerd. Zo was veel melk drinken aan te raden als de vrouw een blanke baby wenste. Een beker azijn per dag leverde een mager kind op. Gestage boterconsumptie maakte het kind blozend. Rauwe wortelen zorgden voor een zoon, slappe kost voor een dochter. En of het een meisje of een jongetje was viel af te leiden uit de beweeglijkheid van de vrucht en de ronding van de buik (zat die aan de rechterzijde, de gelukkige kant van de mens, dan was het een jongetje). Ook het gezicht van de moeder kon wat dit betreft onthullend zijn, aldus de dichter Jacob Cats:

Die van een soontje swanger gaet
Heeft veel een skoon en bly gelaet.
Maer gaet ze van een meysje swaer,
So is haer wesen niet te klaer.

Dit sluit aan bij de veronderstelling dat vrouwen het geslacht van een kind bepalen, terwijl de zaadcel van de man dat doet. Van alle bakerpraatjes is dit praatje wel het meest internationaal en virulent. In moslimlanden gebeurt het nog steeds dat echtgenotes worden verstoten, omdat zij hun man geen zoon maar alleen dochters schenken. De term 'schenken' alleen al, die ook in Nederland nog wel wordt gebezigd, herinnert aan deze achterhaalde opvatting.   

 

engelbewaarder

Iedere katholiek bezit levenslang een eigen engelbewaarder. Luther geloofde niet in een persoonlijke engelbewaarder, wel in beschermengelen; Calvijn geloofde in geen van beiden. De engelbewaarder werd tot in de 20ste eeuw veelvuldig afgebeeld; een populair kinderblad heette zelfs zo. KDC. www.geheugenvannederland.nl

 

Om het kind te ontvangen moesten er uiteraard voorbereidingen worden getroffen, maar men mocht die niet afronden, want dat zou de goden verzoeken zijn. Wanneer de geboorte op handen was, zette men wel laden, kasten en deuren open om de baarmoedermond een voorbeeld te geven. Een gedroogde woestijnplant in water, zodat deze zich als een Roos van Jericho kon openbaren, diende hetzelfde doel. Amuletten van rood koraal of een afbeelding van de Heilige Anna aan een rood koord beschermden tegen het boze oog.

Voor een voorspoedige bevalling adviseerde Het Kleyn Vroetwyfsboeck uit de zeventiende eeuw - talloze malen herdrukt - de huid van een serpent, een slang, aan de zij van de moeder te binden en de moeder dikke drankjes te geven, opdat haar kind er makkelijk uit zou glijden. De consumptie van wijwater kon de zaak eveneens bespoedigen. De bloeding nadien kon gestopt worden met soortgelijke drankjes, maar ook met eenvoudige bezweringen.

 

tandenfee.jpg

Nieuw: de Tandenfee. Blijkens www.delpher.nl in Nederland voor het eerst gesignaleerd in de jaren zestig van de vorige eeuw, maar nog niet algemeen. (Voorstelling op internet).

 

Om nog even door te gaan: vrijdagskinderen stierven spoedig, terwijl woensdags-, zondags- en kerstkinderen gelukskinderen waren. De laatste twee konden bovendien in de toekomst kijken. Dat was eveneens het geval bij hen die met een deel van het geboortevlies over het hoofd, de helm, ter wereld kwamen. Zij bezaten het 'tweede gezicht' of de 'voorschouw'. Zo'n helm bracht de drager geluk, maar werd door de omgeving angstaanjagend gevonden. Men kon die helm beter verbranden of elders juist bewaren om te voorkomen dat het kind straks allerlei onaangename tijdingen zou brengen.

Mochten de ouders schrikken van de aanblik van een pasgeboren dochter, dan bood een Brabants gezegde soelaas: 'Lillijk in de luier, skôn in de sluier'.

Ten slotte waren er diverse geboden voor de kraamvrouw die voortkwamen uit de onreine toestand waarin zij geacht werd te verkeren. Zo moest het kraambed minstens negen (heilig getal) dagen duren; was de moeder eerder opgestaan, dan diende ze althans die dag weer in bed te gaan liggen. Gewestelijk mocht zij voorlopig evenmin de stallen betreden, de was doen, kleren in de kast leggen, nabij ingemaakte groenten en vers geslacht vlees komen, vet uitbraden en pannenkoeken bakken, of zich zelfs op straat vertonen, want waar zij liep zou nooit meer gras groeien. 

 

bles.jpg

De negende dag, van David Bles, ca 1850. De negende dag werd normaal in bed doorgebracht, maar in dit rijke milieu lijkt de kraamvrouw voor het eerst haar bed uit te komen. Rechts een zogende min, in Nederland vrij zeldzaam. (via OLM Arnhem) 

 

Al dit soort praatjes zijn door consultatiebureaus een eeuw lang fanatiek bestreden en nu onder autochtonen nagenoeg verdwenen. Maar hoe welkom fabels op dit gebied zijn, toont de opkomst van de Tandenfee sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. Uitwendig doet deze fee denken aan de engelbewaarder die katholieke kinderen tot die tijd steevast bij zich hadden, dus wellicht dient zij voor als vervanging. In elk geval is zij pas rond 1900 in Amerika ontstaan als Tooth Fairy, die 's nachts wisseltanden, gelegd onder het kussen van een slapend kind, omwisselt in een muntstuk. Van oudsher hoorde Nederland echter bij een gebied waarin kinderen wisseltanden over hun hoofd weggooiden om ze zogenaamd aan de muizen te voeren ('Muis, muis, geeft me een tand, die er nooit meer uit kan'). Muizen zijn in het bezit van oersterke tanden; vandaar deze associatie. Resten van dit gebruik meldt Jos. Schrijnen nog in zijn Nederlandsche Volkskunde uit 1930. In Frankrijk is die muis zelfs tot een echt figuur uitgegroeid: La Petite Souris. Echter, het geloof in haar levert geen geld op, en wellicht daarom boden Nederlandse ouders hun kinderen het Amerikaanse alternatief aan. 

 

Een oud-Hollandse kraamkamer

 

De cultus rond de geboorte zoals we die tegenwoordig kennen, is begonnen in de zeventiende eeuw. In die eeuw werd in Nederland, en voorlopig alleen hier, de kraamkamer een populair thema in de beeldende kunst. Kennelijk vond de stedelijke burgerij het in die tijd de moeite waard een geboorte, die dikwijls dramatisch verliep, op een schilderij of prent tot in lengte van dagen te gedenken. 

 

brakenburghbirth.jpg

Zoete inval direct na de geboorte in een stadse kraamkamer uit 1683, met de kraamvrouw in het bed achterin. In sommige delen van Nederland bleef een dergelijke zoete inval tot in de 20ste eeuw gangbaar. Richard Brakenburgh, Google Art Project, Rijksmuseum 

 

Dit is een blijk van betrokkenheid bij kinderen die velerlei uitingen kende. Zo bezat in diezelfde tijd iedere stad in het land, hoe klein ook, een of meer weeshuizen; internationaal gezien uitzonderlijk. Ook ontbreken in de Nederlandse literatuur extreme verhalen over aborteuses en 'zieltjesmakers' (vrouwen die tegen vergoeding baby's doodden), waar de Franse literatuur bol van staat. Frankrijk kende zelfs reguliere babyophalers, die karren vol verstoten baby's - dronken gevoerd om ze tijdens de rit stil te houden - naar nonnenkloosters brachten. In een stad als Parijs werd in de achttiende eeuw volgens de berichten maar liefst een kwart van de pasgeborenen te vondeling gelegd. De hypergevoelige Jean-Jacques Rousseau, aartsvader van de moderne pedagogiek, verstootte zelfs al zijn vijf kinderen, zonder zich nog ooit om hen te bekommeren. Later zou hij dit betreuren, maar op dat moment meende hij er goed aan te doen. Omdat hij niet met hun moeder was getrouwd, waren zijn kinderen bastaards, reden waarom ze in beschaafde kringen levenslang zouden worden gepest. Een opvoeding door de overheid had bovendien tot doel eenvoudige handwerkers te kweken, een eerbaar bestaan, aldus Rousseau, ook al zou hij dat zelf verfoeid hebben.

Wel, al was de Nederlandse kraamkamer dan een populair thema binnen de schilderkunst, een echte kamer betrof het doorgaans niet. Het woord 'kraam' stamt waarschijnlijk af van het Middelnederlandse 'crame', wat zeil betekende: een stalletje op de markt met een zeil erover werd aldus een kraam, en een bed met zo'n zeil een kraambed. Alleen de grootste huizen bezaten voldoende ruimte om daarvoor een aparte kamer in te richten, zoals bewaarde poppenhuizen uit die tijd inderdaad laten zien.

 

newborn

Matthijs Naiveu, kraambed 1675, met kraamvrouw, vroedvrouw en baker. Typisch: blijkens de spiegel links bevindt de kraamvisite zich al op enige afstand. Metropolitan Museum of Arts, New York, wikicommons.

 

Gewoonlijk fungeerde het centrale woonvertrek als zodanig, dat voor de gelegenheid was aangevuld met de babyuitzet. Deze bestond uit een aantal elementen: een luiermand, die gewoonlijk door de moeder van de aanstaande vader werd verzorgd, een maanden durend karwei; een schommelwieg, die vaak door een lijn met het ouderlijk bed was verbonden, opdat het kind van daaruit kon worden gewiegd; een kraamscherm tegen de tocht; en een bakermat, die vlakbij de open haard stond en waarin het kind werd verzorgd ('te heet gebakerd', 'de bakermat van onze beschaving'). Zo'n bakermat deed al in de oudheid dienst; op de vroegste afbeeldingen van kerstallen ligt Maria erop. Met het verdwijnen van de hoge schouw vanaf de achttiende eeuw zou die mat geleidelijk worden vervangen door een eenvoudiger bakerstoeltje, met een bijbehorende vuurmand voor de luiers, die het vanaf het midden negentiende eeuw aflegde tegen de moderne commode.

 

bakermat

Borstvoeding in een bakermat, met rechts daarvan een luiermand, ets van C. de Passe, tweede helft 17de eeuw (Atlas van Stolk)  

 

Was de kraamkamer ingericht, dan konden vrouwelijke familieleden en vriendinnen worden uitgenodigd voor het zogenaamde deurzichten. Dit vond plaats na zeven maanden zwangerschap en was bedoeld om de blijde gebeurtenis officieel aan te kondigen en alvast toekomstige hulp in te roepen. Zodra de dames binnen waren, trokken ze onbezwaard de kasten open, haalden de luiermand leeg en bespraken onder het genot van een glaasje de kwaliteit van het een en ander.

In rijke milieus geschiedde deze aankondiging met behulp van een Hansje-in-de-kelder: een zilveren kelk met een aardbol in het midden van de kom, waaruit een poppetje verrees zodra deze met wijn werd gevuld. 'Op Hansje in de kelder' luidde de heilwens voor een vlotte bevalling. Overigens vormden dergelijke bekers, die in de Middeleeuwen dienden om nieuwe steden in het Hanzeverbond te verwelkomen, al in de achttiende eeuw een gewild object voor de antiekhandel.

hansje

 

Hansje-in-de-kelder, waaruit een aanstaande moeder werd toegedronken. (Atlas van Stolk)

 

In stedelijke milieus was een vroedvrouw de aangewezene om een bevalling te begeleiden; op het platteland deden buurvrouwen dat. De vroedvrouw nam niet zelden een werkbed mee, een lit de travail (ook wel bekend als lit de misère, lijdensbed), waarop de kraamvrouw half rechtop kon zitten. Ook werd er gebruik gemaakt van een aparte baarstoel, een stoel met een ronde uitsparing in de zitting, die reeds bij de Egyptenaren bekend was. De kraamvrouw zát in ieder geval, omdat daardoor de ontsluiting korter zou duren. Was het kind ter wereld gekomen dan werd het overhandigd aan de baker, een bedreven oudere vrouw, die tot aan de komst van de professionele kraamverzorgster in het begin van de twintigste eeuw die rol vervulde.

 

min2

Een min aan huis, met op de achtergrond het slapende echtpaar. Ets van P. van de Berge, omstreeks 1700. (Atlas van Stolk)

 

De baker legde de baby 'in de luren'. Dat ging net als in Aristoteles' tijd: een doekje om het hoofd dat de fontanel moest beschermen en de groei van vlakke slapen en platte oren diende te bevorderen (maar tegelijkertijd op de kruin vaak een eivormige verdikking deed ontstaan); dan een linnen doek en een wollen luier om het hele lijfje, en ten slotte een zwachtel van de voeten tot aan de oksels, opdat het wikkelkind, zoals de benaming luidde, de benen niet kon bewegen. Angst voor scheefgroei en navelbreuk waren hierbij de onterechte raadgevers. Intussen konden de wikkels dermate strak zitten dat volgens Geert Mak (in De levens van Jan Six) menig kind in feite werd 'doodverzorgd'. 

Nadat de baby was verzorgd, kon de vader binnenkomen. Hij kreeg het kind in zijn armen gedrukt en met een kniezetting bevestigde hij formeel zijn vaderschap. De oud-testamentische vaderlijke zegen zal daarbij eveneens zijn toegepast. Protestanten kennen dit gebaar nog als de handoplegging van de dominee tijdens een huwelijkssluiting. Onder katholieken was de vaderlijke zegen in de negentiende eeuw nog gebruikelijk, zeker bij grotere kinderen. Van tamelijk recente datum stamt immers pas de ontwikkeling dat eerst kinderen hun vader een zoen gaven en dat vaders die vervolgens gingen beantwoorden; tot aan de egalitaire wederzijdse omhelzing van vandaag. Als rudiment van de vaderlijke zegen fungeerde tot na de oorlog een klein kruisteken op het voorhoofd met behulp van de rechterduim bij het slapen gaan.  

 

vaderlijkezegen

Voordat vaders hun kinderen gingen zoenen, verstrekten zij hun de vaderlijke zegen middels een handoplegging. Uit: Pierre Blanchard, De Schatkamer voor Kinderen, 1823. www.zwiggelaarauctions.nl

 

De buitenwereld kreeg kennis van de blijde gebeurtenis middels een kraamkloppertje op de voordeur, een kantwerkje op de plaats van de klopper, dat het huis vrijwaarde van opdringerige rekeninglopers. Typisch voor die tijd was dat familie en buren op het eerste bericht kwamen toegesneld en de kraamkamer volstroomde. Ook voor consumpties was meteen plaats.

Kinderen werden getrakteerd op suikerbollen of gesuikerde boterhammen (kindermanstik). In Vlaanderen heeft zich hieruit de amandelboon ontwikkeld, beter bekend als Suikerboon of Doopsuiker; vroeger ook gebruikelijk in Noord-Brabant. De nu typische 'muisjes' schijnen in de achttiende eeuw in de Zaanstreek bedacht te zijn: anijszaadjes die in een suikerbad worden gedoopt, waardoor er vanzelf een staartje aan blijft hangen,  - als van een muis, een vruchtbaarheidssymbool bij uitstek. Anijszaad gold als een middel om zowel de baarmoeder van de kraamvrouw te doen slinken als haar melkgift te stimuleren en werd al toegepast in het drankje kraamanijs, oftewel anisette. Vanaf 1860 zorgde de firma P. de Ruijter in Baarn voor industrieel vervaardigde muisjes, wat landelijke promotie mogelijk maakte, zoals de aanbieding van een blik oranje muisjes bij de geboorte van Beatrix in 1938, goed voor een bericht in het Filmjournaal.

 

brandewijnkom

In (West-) Friesland en Groningen ging in rijke kringen na een bevalling de brandewijnkom van mond tot mond. Fries exemplaar uit 1671 (Groningse exemplaren hadden staande oortjes). Museum Boijmans Van Beuningen, www.geheugenvannederland.nl

 

De firma De Ruijter zou met dit artikel echter nooit een marktaandeel van 98 procent hebben verworven als niet tegelijkertijd het oude scheepsbeschuit een upgrading had gekregen. Beschuit - afkomstig van 'biscuit', oftewel tweebak, zoals het ook wel heette - was dermate hard dat het vóór consumptie bevochtigd moest worden, logisch want het diende goed te blijven tijdens maandenlange zeereizen. Daarom kreeg de familie van Jacob van Lennep in 1834 muisjes op brood geserveerd, aldus Marita Mathijsen. In diezelfde eeuw maakten bakkers met behulp van eieren een hapklare, brosse variant van tweebak: verse beschuit. Toen vanaf 1870 fabrikanten als Haust in Amsterdam en Hille in Zaandam dit product grootscheeps op de markt brachten ontstond een uniek Nederlandse traditie: Beschuit met muisjes. Overigens zijn die muisjes lange tijd rose en wit gebleven; pas sinds 1994 bestaat de combinatie blauw/wit voor jongens.

Volwassenen kregen tijdens het kraambezoek kandeel geschonken: brandewijn met kaneel, kruidnagelen en rauwe eieren, die de kraamvrouw ook direct tot zich nam om aan te sterken. Drank was dusdanig normaal dat in Friesland kraambezoek nog steeds poppeslok heet, de slok die men op de poppe (=kind) neemt. Uiteraard leidde dit tot drukte en vrolijkheid. In 1743 getuigde een Giethoornse dominee 'dat het schandelijk, ja zelfs moorddadig was, zoals aanstonds na de geboorte het kraamhuis vervuld werd met ijselijk geschreeuw, getier, geroep, gepaard gaande met zondige danserijen dat wellicht een oorzaak van de dood van zwakke kraamvrouwen zijn konde'. Verscheidene gemeenten vaardigden hierom keuren tegen kraambezoek uit.

beschuitmetmuisjes

Een Nederlandse traditie: Beschuit met muisjes ( www.jarigejob.nl)

 

Bij de traditionele openheid van het geboortehuis hoorde dat het kind ook publiekelijk werd gezoogd. De moeder deed dat gewoonlijk zelf en wanneer zij onvoldoende melk had sprong een buurvrouw bij. Het verschijnsel van een min of 'zuigster' bestond volgens de onderzoeksters Broos en Stoffers wel, maar was uitzonderlijk. Er was al vroeg weerstand tegen. Jacob Cats verwoordde dit aldus:

Een die haer kinders baert is moeder voor een deel

Maer die haer kinders sooght is moeder in 't geheel.

Later, met de toenemende verfransing van de hoogste kringen werd door hen 'uit hoogmoed van rang' wel regelmatig een min ingeschakeld. Maar de Franse gewoonte om kinderen op het platteland bij zo'n vrouw onder te brengen, die tot in de twintigste eeuw heeft geduurd, is hier nooit overgenomen. De min kwam aan huis, of ten paleize, zoals bij koningin Emma, die in 1880 voor prinses Wilhelmina misschien wel de allerlaatste min van Nederland gebruikte. Kort daarna waren minnen immers niet meer nodig vanwege de kunstmatige moedermelk in poedervorm die fabrikanten als Nutricia leverden. 

 

schaik.jpg

Geen zoete inval, maar een gereguleerde kraamvisite, ca 1800, door A. van Schaik. (KOG Amsterdam)

 

Met de spontane toeloop direct na een geboorte, ook wel kraameten genoemd, had het ouderpaar nog niet alle bezoek gehad. Enkele dagen later volgde een meer officiële ontvangst, waarbij de buren de nieuwgeborene met cadeautjes in de gemeenschap begroetten. In het noorden van het land heette dit kraamschudden, in Limburg 'met de eierschoot gaan, in Brabant 'met den krommen arm gaan', al kende men daar ook de uitdrukking op 'schöttelkesvisite' (schoteltjesvisite) gaan, wat aangeeft dat men op zo'n voorwerp iets toegeschoven kreeg. De giften bestonden uit zelfgebreide kleren, eieren, diverse baksels en een hartversterkertje voor de vader. In het oosten van het land verschenen de gezamenlijke buren met een krentenwegge van soms wel twee meter; een dusdanig aansprekend gebruik dat de krentenwegge als regionaal symbool is gaan fungeren en nu bij festiviteiten van uiteenlopende aard opduikt. Volgens de historicus Schotel draafde de omgeving na dit bezoek andermaal op als het kind werd gespeend, werd ontbakerd, uit de bakerkleren ging en zijn eerste tandjes kreeg.

 

Doopsel en Kerkgang

 

Het sacrament van de doop speelde tussentijds. Al is over de preciese betekenis ervan eindeloos gediscussieerd, feitelijk kwam de doop bij christenen in de plaats van de joodse besnijdenis, die slechts een verbondenheid tussen mannen doet ontstaan en bekering van andersgelovigen bemoeilijkt.

 

doopfeeststeen

Het doopfeest van Jan Steen, 1663. Hoewel Jan Steen katholiek was, is niet duidelijk of het hier om een katholieke (binnen drie dagen) danwel protestantse (binnen drie maanden) doop gaat. Wallace Collection, www.wikipedia.nl

 

Katholieken maakten haast met de doop: binnen drie dagen was de norm, tijdens een plechtigheid buiten de mis om. Mocht een kind namelijk ongedoopt overlijden, dan was het niet verlost van de erfzonde. In kindertaal heette het dat zo'n kind een zwart zieltje behield, waardoor opname in de hemel uitgesloten was. Om hen niet tot de hel te verdoemen had paus Gregorius I in het jaar 593 voor ongedoopte kinderen het voorgeborchte bedacht, een rand aan de hemel, waar zij buiten de aanwezigheid van God verbleven, samen met zielen van goede mensen die het evangelie fysiek niet hadden kunnen vernemen. Het voorgeborchte was anders dan het vagevuur geen tijdelijke boetedoening maar een 'wachtkamer van de hemel' tot aan de jongste dag.

Veel troost bood dit uitzicht niet. Om te voorkomen dat een kind ongedoopt zou blijven spoot soms een vroedvrouw tijdens zware bevallingen wijwater in de baarmoeder middels een doopspuit, een voorwerp dat in diverse Vlaamse musea te aanschouwen valt. Ook kon het gebeuren dat ziekenhuispersoneel een baby met wie het mis dreigde te gaan zelf doopte, zonder de ouders erin te kennen. Iedereen, zelfs een niet-katholiek, mocht immers bij stervensgevaar een zogenaamde nooddoop verrichten. Bleef die uit dan was de akelige consequentie dat het kind in ongewijde aarde moest worden begraven, tussen heidenen en (zelf-) moordenaars. In noordelijke landen gebeurde dit zelfs zonder enig ceremonieel en anoniem, want een naam ontving het kind officieel pas tijdens de doop. De Kerk heeft aan deze praktijk tot begin jaren zestig van de vorige eeuw strikt de hand gehouden, tot veler verdriet mag men wel zeggen. Inmiddels is de katholieke leer over de erfzonde aanzienlijk verzacht en vindt de doop plaats binnen drie maanden, bij voorkeur tijdens een mis. In 2007 heeft paus Benedictus zelfs het hele idee van een voorgeborchte geschrapt. 

doopspuit

Vlaamse doopspuit uit de 19de eeuw voor een zogenaamde nooddoop tijdens een bevalling bij katholieken. www.huisvanalijn.be

 

Protestanten uit de Reformatie hebben nimmer waarde gehecht aan het voorgeborchte, netzomin als aan het vagevuur. Wel hielden zij vast aan het sacrament van de doop, maar zij gingen er niet van uit dat daarmee de erfzonde verdween; hooguit kreeg de verdorven aard van de mens een reinigingsbeurt. De doop was voor hen vooral de verwelkoming van een nieuw lid in hun geloofsgemeenschap, reden waarom de plechtigheid bij de meeste protestanten met een kerkdienst samenviel, binnen drie maanden. Verder uitstel was niet aan te bevelen. Volgens een hardnekkig volksgeloof doolden in moerassen 's nachts dwaallichtjes (fosforescerende gasbelletjes of glimwormen) rond, waarvan men aannam dat het ongedoopte gestorven kinderen betrof, die reizigers in een poel probeerden te lokken teneinde alsnog door hen te worden gedoopt.

 

doopbeatrix

Groepsportret doopplechtigheid op 12 mei 1938 met koningin Juliana en haar dochter Beatrix, overigens gehuld in een doopsjurk die al sinds 1880 in de familie is. Beatrix was geboren op 31 januari en werd dus ruim drie maanden nadien gedoopt. Bij een katholieke doop, die binnen drie dagen plaatsvond, was de moeder nooit aanwezig. www.koninklijkhuis.nl 

 

In de doopplechtigheid vervulden de peter (van patrinus) en meter (van matrina) een hoofdrol. Zij waren degenen die na eventueel overlijden van de ouders de zorg voor het kind op zich namen, een functie die met de verminderde kans daarop geleidelijk is verwaterd: peten werden eerst suikerooms en suikertantes en tegenwoordig gaat het om een eer zonder verplichtingen. De keuze van de peten verliep volgens een vast patroon. Voor het eerste kind kwamen successievelijk de grootouders en de ouders van de vader in aanmerking; daarna die van de moeder, en voor de volgende kinderen werden ooms en tantes, broers en zussen en neven en nichten aangezocht. In de praktijk werd een kind vaak naar een van de peten vernoemd en traden zij op als een soort toeziend voogd: zij waren bij alle hoogtepunten in het leven van hun petekind aanwezig en representeerden het bij erfeniskwesties. Tijdens de katholieke doopplechtigheid hielden zij het kind boven de doopvont en nadien brachten zij het naar het ouderlijk huis, overigens nadat er in een naburige kroeg stevig kinderbier was ingenomen. Thuis werd ook vaak de pillegift overhandigd, een geschenk van de peten om hun band met het kind te bevestigen. Een doopmaal volgde.

Nu kwam de kraamvrouw aan bod. Zij werd geacht veertig dagen in huis te blijven en dan haar kerkgang te maken. De bijbel was hierbij de inspiratiebron. Overeenkomstig de joodse traditie nam Maria veertig dagen na haar bevalling Jezus mee naar de tempel om hem als haar eerstgeborene aan God op te dragen en haar lichaam te laten zuiveren - Maria Lichtmis op 2 februari herinnert aan deze gebeurtenis. Dit duidt op een reinigingsritueel en dat is het ook in het Oude Testament. Maar in tegenstelling tot het jodendom heeft het christendom het idee van vrouwelijke onreinheid nooit in ondubbelzinnige rituelen vervat; de boodschap kwam via preken en geschriften, zoals van paus Innocentius III. Bij de gelovigen drong die boodschap diep door.

 

wikkelkind

Katholieken bidden tot Maria en Jezus voor de gezondheid van hun baby. Bij verhoring van een gebed was lange tijd een stoffelijk ex voto ('vanwege een belofte') gepast. Onder invloed van het calvinisme bleef dit in Nederland een beperkte aangelegenheid, zo niet in katholieke landen. Voorbeeld van een wikkelkind als ex voto uit Zuid-Duitsland. www.ebay.com

 

De film Le cheval d'orgeuil (1980) van Claude Chabrol leert hoe dit ritueel in zijn werk ging in een boerengemeenschap in Bretagne aan het begin van de twintigste eeuw. Op een middag wandelt de kraamvrouw in haar eentje naar de kerk, waarbij haar dorpsgenoten haar bij het passeren nadrukkelijk de rug toekeren. Voor de kerkdeur knielt zij neer, een priester besprenkelt haar met wijwater, stelt haar een brandende kaars ter hand en leidt haar, terwijl zij het uiteinde van zijn stola vasthoudt, naar het altaar voor nog een besprenkeling en een gebed. Buiten, op weg naar huis, wordt zij weer door iedereen gegroet en is zij dus opnieuw in de gemeenschap opgenomen.

Het schijnt dat de kerkgang in de elfde eeuw in Duitsland is aangevangen. Hoewel voorgeschreven door de Kerk bestond er geen verplichting toe en qua gebed (psalm 23) ging het louter om een dankzegging, al wijzen de zegening bij de kerkdeur en het kaarslicht overduidelijk op een reiniging. Pas na de kerkgang werd een kraamvrouw ook weer geacht ter communie te gaan. Opmerkelijk is dat protestanten dit ritueel niet principieel afwezen, terwijl zij wel onmiddellijk het wijwater en de kaarsen uit hun kerken verwijderden, de voornaamste attributen ervan. G.D.J. Schotel meldt dat begin zeventiende eeuw deftige vrouwen in Noord-Nederland zes weken (grosso modo: veertig dagen) na de bevalling nog een kerkgang maakten en dat het algemene afkeuring wekte als zij zich voordien buitenshuis vertoonden. In orthodoxe kring is dit de norm gebleven tot aan het eind van de negentiende eeuw. Wel kon de kraamvrouw eerder in de openbaarheid verschijnen als ze bijvoorbeeld drie keer op de gesloten kerkdeur had getikt. In protestantse kerken spreekt nu nog de dominee een woord van dank uit vier weken na een geboorte bij een van de lidmaten. 

 

kerkgang

Zegening van een kraamvrouw voor het altaar tijdens haar kerkgang. Jaartal en lokatie onbekend, KDC, www.geheugenvannederland.nl

 

Onder katholieken leefde de kerkgang langer voort, tot halverwege de vorige eeuw. De periode van gedwongen thuiszitten voor de kraamvrouw was daarvoor al bekort tot negen dagen en er dienden zich mildere varianten aan. Zo mocht zij haar kind meenemen, met wie zij bij aanvang op de achterste bank kon gaan zitten, in plaats van buiten te knielen bij de kerkdeur. Ook voltrok de plechtigheid zich vaker tijdens een mis, met een volle kerk als getuige. Het Tweede Vaticaans Concilie in de jaren zestig veranderde uiteindelijk het ritueel in een aangelegenheid voor beide ouders, maar eerder al hadden de meeste moeders afgehaakt omdat zij het als vernederend ervoeren. Ten dele lag dit aan de Kerk, die nooit het vokse idee van vrouwelijke onreinheid uitdrukkelijk heeft weersproken, zodat het kon blijven smeulen. Vlaamse gelovigen plachten volgens Carine Steverlinck de kerkgang zelfs openlijk te betitelen als 'zuivering' en 'reiniging', en kraamvrouwen werden verondersteld totdien alleen te slapen. Ook was het normaal dat zij daarna gingen biechten, alsof zij door een kind te krijgen een zonde hadden bedreven...    


Kunst en kunde


Hoewel een bevalling in de zeventiende eeuw nog steeds een exclusieve aangelegenheid was voor vrouwen, namen mannen geleidelijk in de wachtkamer plaats. Het begon er mee dat zij de kennis van vroedvrouwen optekenden. Den roseghaert van den bevruchten vrouwen van de Frankfurtse arts Eucharius Roesslin verscheen al in 1516, 't Boeck vande vroetwijfs van de Zwitserse chirurgijn Jacobus Rueff in 1591. De Zwitserse varkensslager Jakob Nufer waagde zich in 1500 aan de eerste keizersnede, op zijn eigen vrouw wel te verstaan, maar tot aan het eind van de negentiende eeuw stond zijn ingreep vrijwel gelijk aan een doodvonnis, omdat men de baarmoeder niet waterdicht kon hechten. De keizersnede was overigens al in de oudheid bekend, maar werd toen alleen bij overleden vrouwen verricht.

 

 aa

Een bevalling op een baarstoel volgens Den roseghaert van de bevruchten vrouwen door de Duitser Eucharius Roesslin in 1516, de eerste verloskundige verhandeling in Europa (UB Amsterdam)

 

Halverwege de zestiende eeuw herstelde de Fransman Ambroise Paré een andere techniek uit de oudheid: de kering op de voet, die in de tweede eeuw na Christus was beschreven door de Griek Soranus van Efeze, maar nadien in de vergetelheid was geraakt.

Mannen construeerden ook de eerste hulpinstrumenten. De Brit Peter Chamberlen ontwierp rond 1600 de verlostang, waarmee moeder en kind door een moeilijke bevalling heen konden worden geholpen. Het taboe op de geboorte bleek voor zijn hele familie bijzonder lucratief te zijn. Vier generaties Chamberlen zouden de verlostang geheim houden en alleen tegen hoge betaling toepassen. Hetzelfde deden eind zeventiende eeuw Hendrik en Rogier van Roonhuysen met hun 'Roonhuysiaanse geheim': een hefboom met twee lichte krommingen erin, waarmee een reeds overleden kind kon worden verwijderd. Verloskundigen moesten dit geheim kopen om het te mogen gebruiken. Door dit soort praktijken, die niet strijdig met de medische ethiek werden geacht, zou het tot 1720 duren voordat een eerste verlostang, ontworpen door de Gentse arts Jan Palfijn, algemeen beschikbaar kwam.

rit_1

Gepubliceerde verlostangen, met links het 'geheim van Roonhuysen'. (UB Amsterdam)

 

Geleidelijk ontfermden mannen zich ook over het onderricht aan vroedvrouwen. Hoogstwaarschijnlijk waren de meeste vroedvrouwen bedreven in hun vak. De beroemde Friezin Catharine Schrader assisteerde volgens haar dagboek tussen 1693 en 1745 bij meer dan drieduizend bevallingen; zij beheerste de 'voetkering' en zag slechts veertien moeders onder haar handen sterven. Niettemin was het aanzien van vroedvrouwen laag. Vroed betekende weliswaar wijs, maar die wijsheid werd niet door iedereen hoog aangeslagen; soms werd een vroedvrouw zelfs 'kwaadwijf' genoemd. In 1614 was al in Groningen een vroedvrouwenschool gestart. In 1638 werd in Amsterdam het Collegium Medicum opgericht, dat belast werd met het toezicht op vroedvrouwen. Dertig jaar later werd voor hen ook een examen ingesteld. Volgens de bijbehorende eed moest de vroedvrouw tevens de namen van de vaders achterhalen, waardoor het stadsbestuur was verlost van de financiële steun die het aan buitenechtelijke kinderen moest geven.

kraamstoel

Verstelbare kraamstoel van Hendrik van Deventer uit 1701, nog èèn stand verwijderd van de horizontale baarhouding. (Atlas van Stolk)

 

Toen ineens deed de vroedmeester zijn intrede. Tot halverwege de zeventiende eeuw kwamen mannen alleen aan een kraambed als destructieve chirurgie was geboden. In 1663 liet Lodewijk de Veertiende echter bij de bevalling van zijn minnares Louise de la Vallière een mannelijke hofarts roepen, een gebeurtenis met internationale uitstraling. Het is mogelijk dat in Nederland al eerder vroedmeesters actief zijn geweest, maar in elk geval steeg hun aantal nadien snel. Het voordeel van vroedmeesters was dat zij instrumenten mochten toepassen en medicijnen mochten voorschrijven, wat hun vrouwelijke collega's was verboden. Verloskunde als wetenschap kon hierdoor een enorme impuls krijgen. In 1701 publiceerde de autodidact Hendrik van Deventer de eerste wetenschappelijke verhandeling over het vak, Manuele operatien zijnde een nieuw ligt voor vroedmeesters en vroedvrouwen. Als eerste Nederlandse hoogleraar in de verloskunde staat Meinhard du Pui te boek, die rond 1800 in Leiden doceerde.

 

thiriat

Een bevalling onder een laken door een vroedmeester eind 17de eeuw, ets van H. Thiriat (UB Amsterdam). In 1859 kwam de latere Duitse keizer Wilhelm II nog vanonder een laken ter wereld, waarbij de arts met een verlostang ongemerkt diens linkerarm tot verlammens toe beschadigde.

 

Een volgende stap was dat vroedmeesters speciale vrouwenklinieken openden, zoals Hôtel Dieu in Parijs. Hiermee kon de medicalisering van de bevalling eerst echt aanvangen, waartoe ook behoorde de horizontale baarhouding, een vinding uit de negentiende eeuw. De beginjaren van de klinieken verliepen niettemin rampzalig. Tien tot twintig procent van de moeders overleed er aan de kraamvrouwenziekte, ook wel kraamvrouwenkoorts geheten. Navrant is het lot van de Weense arts Ignaz Semmelweis, die terecht had geconstateerd dat de ziekte nagenoeg verdween als behandelende artsen vooraf hun handen wasten - hij werd ontslagen. De heersende opvatting was dat een arts nà de bevalling zijn handen moest wassen, wat met de veronderstelde onreinheid samenhing. Pas aan het eind van de negentiende eeuw werd antisepsis een standaardpraktijk, die met de uitvinding van de couveuse in 1891 door de Franse arts Alexandre Lion een voorlopig hoogtepunt vond. En nadien ging de medicalisering steeds verder.

In de meeste westerse landen zou de bevalling een operatieve ingreep in een ziekenhuis worden, met behulp van opwekkende en verdovende middelen. Met een ruggenprik en een inleidende verdoving kan dat zelfs pijnloos geschieden. Nederland behield tot op zekere hoogte als enige land de 'expectatieve' (afwachtende) traditie en de thuisbevalling. Vroedvrouwen, voor wie beide het handelsmerk zijn, raakten hier ook niet volledig buitenspel. Vanaf 1865 werd hun beroep zelfs wettelijk beschermd: alleen zij die een Kweekschool voor Vroedvrouwen met succes hadden gevolgd, mochten zich vroedvrouw noemen. Wel ondervonden vroedvrouwen geleidelijk meer concurrentie van huisartsen, die eveneens in 1865 bevoegd werden verloskunde te bedrijven. Maar wellicht zorgden die huisartsen er tevens voor dat thuisbevalling in Nederland lange tijd een normaal verschijnsel bleef. Een garantie tegen kraamvrouwenkoorts bood thuisbevalling overigens niet, zolang de vereiste hygiëne niet werd toegepast. De kapitaalkrachtige anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846 - 1919) verloor even voor de uitvinding van de antisepsis maar liefst drie echtgenotes op deze manier, in amper zeven jaar tijd.

 

staphorst1921

Op het Nederlandse platteland kwam bakeren tot in de twintigste eeuw voor. Staphorster vrouw met ingebakerde dopeling omstreeks 1920, door J. Duyvetter. (OLM Arnhem)

 

Pas sinds een halve eeuw is de thuisbevalling ook in Nederland op haar retour: was zij toen nog bij zeventig procent van de geboortes gangbaar, in 2009 slechts bij 21 procent. En die krimp zet door (in 2017 bij 13 procent), vanwege berichten dat de kans op babysterfte bij thuisbevalling twee keer groter is, wat allerlei oorzaken kan hebben, zoals de hogere leeftijd van de moeders. Veel vroedvrouwen - sinds 1976 neutraal 'verloskundigen' geheten - kiezen er daarom uit zichzelf voor om bevallingen veiligheidshalve in een ziekenhuis te laten plaatsvinden, dat desgewenst ook pijnbestrijdingsmiddelen kan verstrekken. De concentratiebeweging in het ziekenhuiswezen, waardoor een toenemend aantal patiënten niet langer binnen het voorgeschreven kwartier in een polikliniek kan arriveren, doet de rest. 

Een ziekenhuisbevalling is en blijft echter een medisch gebeuren, hoewel allerminst gestandaardiseerd, dus nog steeds arbitrair. Het ene ziekenhuis knipt namelijk veertig procent van de kraamvrouwen in, het andere slechts tien. De ruim drieduizend geregistreerde verloskundigen in Nederland voorzien daarom nog altijd in een behoefte, zoals ook spreekt uit de internationale opmars van de doula, een oud-Griekse term voor een inhuurbare vrouw die emotionele en fysieke bijstand verleent bij zwangerschappen en bevallingen. Bedacht in 1973 door de antropologe Dana Raphael als reactie op de verregaande medicalisering, zijn er in Amerika inmiddels enige tienduizenden gecertificeerde doula's actief. Ook Nederland kent er een honderdtal, maar daar zitten tevens verloskundigen tussen die slechts een uitbreiding van hun arbeidsterrein zien. 


Van taboe naar openbaarheid

 

De komst van de eerste mannen aan het kraambed betekende niet dat het taboe op de geboorte was doorbroken, integendeel. Figuren als Chamberlen en Van Roonhuysen plachten de deuren van de kraamkamer op slot te doen, de barende vrouw te blinddoeken of haar heupen met kleden te bedekken en al tastend hun werk te verrichten, opdat niemand hun geheim kon ontdekken. Deze handelwijze sloot wonderwel aan bij de verpreutsing die in de achttiende eeuw bij de burgerij op gang kwam. De verbale cultuur werd zoals gewoonlijk het eerst aangepast. Een vrouw was niet meer zwanger, maar 'in blijde verwachting'; ze baarde niet, maar 'beviel' - de gedachte dat dat in barensnood gebeurde, werd uitgebannen. Alleen in de term verloskunde klinkt nog door dat een vrouw inderdaad van iets verlost moet worden, doch hulp is nabij.

 

klop

Oude markering van een kraamhuis: een kanten kraamkloppertje op de voordeur. Volgens Erasmus waren zulke kloppertjes  al in de 15de eeuw bekend. In Haarlem handhaafde het gebruik zich tot ongeveer 1870. Op het briefje achter het raam staat geschreven: 'De kraamvrouw is doodelijk ziek. Het kind is redelijk'. (OLM Arnhem) 

 

Waar mogelijk werden er ook kamerschermen rond het kraambed gezet of werd de slaapkamer van het ouderpaar als kraamkamer ingericht, teneinde de intimiteit te vergroten. Het 'deurzichten' voorafgaand aan de bevalling raakte in onbruik, zo ook de zoete inval erna. Geboortes werden slechts aan een beperkt aantal mensen persoonlijk aangezegd; het kraamkloppertje op de deur verdween, in plaats daarvan kwamen krantenannonces en voorgedrukte geboortebrieven in zwang, waarop alleen nog de naam van de geadresseerde hoefde te worden ingevuld. Geboortebrieven zijn tot in de twintigste eeuw verstuurd. Een handige variant daarvan was het geboortekaartje, dat louter  de blije boodschap bevatte. De eerste geboortekaartjes stammen uit de negentiende eeuw en waren alleen in gegoede kringen gangbaar; pas na de Tweede Wereldoorlog werden ze algemener. Hoewel andere landen dergelijke kaartjes ook kennen zijn ze in Nederland tegenwoordig vrijwel standaard, net als in België, waar overigens doopkaartjes, dus kaartjes waarop de doop wordt gemeld, favoriet waren. Het is niet onwaarschijnlijk dat het unieke bidprentje onder Nederlandse katholieken aan deze brede verspreiding heeft bijgedragen.

geboortebrief1

Een voorloper van het huidige geboortekaartje: een voorgedrukte tekst uit 1778, waarop alleen de gegevens van de geadresseerde moesten worden ingevuld. (Atlas van Stolk)

 

Geboortekaartjes zijn ook de eerste dragers van de specifieke kleurencode voor babies geweest. Op internet is het verhaal daarover van de Amerikaanse Jo Paoletti het meest verbreid. Dat gaat aldus. Blauw was aanvankelijk de kleur voor meisjes, want Maria droeg volgens de iconografie blauw. En rood (roze) was voor jongens, want Jezus droeg rood. Bovendien tooiden middeleeuwse soldaten zich graag in die kleur, om indruk op de vijand te maken. Pas na Napoleon ging het leger donkere kleuren zoals blauw prefereren. Intussen kregen babies nog steeds witte kledij aan, makkelijk te bleken immers. Toen halverwege de negentiende eeuw wasechte pasteltinten beschikbaar kwamen, kon dit veranderen, maar Paoletti toont nog een overzicht van Time uit 1927 volgens welk pink het vaakst voor jongens gold en blue voor meisjes. Pas in 1940 besloten fabrikanten van babykleren tot de omgekeerde code, vooral om te voorkomen dat gezinnen met louter afdankertjes werkten.

Dit is echter het Amerikaanse verhaal. In Europa ontstond, aldus Ignaz Matthey, de combinatie roze voor meisjes en blauw voor jongens al omstreeks 1850. Het matrozenpakje uit omstreeks 1770, tevens het eerste voorbeeld van aparte kinderkleding, kondigde die omslag aan. Inderdaad meldt bijvoorbeeld Het nieuws van den dag van 16 februari 1899 dat de Hollandsche Stoomdrukkerij geboortekaartjes had laten tekenen door Jan Sluyters, op een roze karton voor meisjes en een blauw karton voor jongens. Later ontstond de gewoonte om de naam van een kind op een apart kaartje te zetten en dat dan aan een groter kaartje vast te strikken. Volgens vragenrubrieken in de jaren twintig, te vinden op www.delpher.nl, diende 'volgens de conventie' het lintje voor die strik roze bij meisjes en blauw bij jongens te zijn. Met andere woorden, de kleurencode voor babies is geleidelijk ontstaan en niet opgedrongen door fabrikanten.

 

 holleiep

Geboortekaartje van Anton Pieck voor zijn zoon Max van 28 november 1928. De holle iep bij Kraantje Lek is hier de vindplaats. www.antonpieck.eu     

 

Geboortekaartjes boden openbaarheid vanuit privacy, iets wat steeds belangrijker werd gevonden. De 'somptueuze kraammaaltijden', waartegen in de zeventiende eeuw nog talrijke keuren werden uitgevaardigd, hielden vanzelf op. Mensen kwamen voortaan op 'kraamvisite', waarbij lichamelijkheid werd verhuld. Aan het begin van de achttiende eeuw was het blijkens vele afbeeldingen nog normaal dat de kraamvrouw tijdens die visite haar baby de borst gaf, maar borstvoeding zou nadien bijna tweehonderd jaar uit de openbaarheid verdwijnen.

Natuurlijk had men met deze veranderingen verbeteringen in de zin. Uit alles blijkt dat de burgerij meer aandacht aan haar kinderen ging besteden. Voor kinderen kwamen er aparte kleren, aparte boeken; tot de hoogste verlangens behoorden een aparte kinderkamer en een kinderjuffrouw. Ook in de kraamkamer werd men 'oplettend', zoals de Leidse lector le Francq van Berkhey in zijn Natuurlijke Historie van Holland uit 1773 formuleerde. Naar Engels voorbeeld, stelde hij, schafte men het bakeren af om de kinderen aan 'hun natuurlijke wasdom' over te laten. Hygiëne werd een permanente zorg. Natte luiers werden voordien zonder uit te spoelen in een vuurmand gedroogd, nu werden ze gewassen en in de buitenlucht te drogen gehangen. Dokters vonden uit dat het intensieve wiegen van kinderen slecht was voor de hersentjes; dus maakte de schommelwieg geleidelijk plaats voor een staande wieg, met lange vitrages tegen de tocht en kou.

 

kinderboer

Vlaams doopkaartje uit 1931, van de hand van Felix Timmermans. De kinderboer is een variant op de kinderbrenger die in Vlaanderen rondtrok. De meeste kinderen aldaar kwamen echter uit een kool of een rozemarijnstruik, een symbool van vriendschap en trouw. www.catawiki.nl  

 

Voor alle sociale stijgers werd dit het nastrevenswaardige model; het laatst in perifere gebieden. De schommelwieg, inclusief het koord om op afstand de wieg te doen schommelen, was in negentiende-eeuwse boerderijen nog algemeen, zoals te zien is in nagebouwde exemplaren in het Openluchtmuseum in Arnhem. Begin twintigste eeuw bewerkstelligden vroedvrouwen en artsen dat arbeiders hun baby's niet langer in de ouderlijke bedstee lieten slapen, of in een la daaronder, maar in eenvoudige bedjes, - desnoods een 'stijfselkistje' zoals bezongen door Zwarte Riek in 1956, waarmee ze doelde op de houten verpakking die stijfselfabrikanten voerden (nu nog regelmatig te vinden op Marktplaats).

Ook het bakeren werd met succes bestreden, al zou dat op het eiland Marken pas na de Tweede Wereldoorlog uitgestorven raken. Tegen die tijd konden de meeste mensen zich een echte kraamkamer veroorloven, liever gezegd een babykamer. Voor de controle tijdens het 'deurzichten' zorgde niet langer vrouwelijke familieleden en vriendinnen maar het Groene Kruis, en de traditionele giften van buren kwamen vanaf 1957 van de Felicitatiedienst, een bundeling van twintig grote bedrijven die hostesses met hun handelswaar op pad stuurde bij geboorten en huwelijk. 

 

charlesaddams

Cartoon van Chas Addams in The New Yorker uit 1940, die nog verwijst naar de afwezige kraamvader. Pinterest

 

De burgerij bleef intussen haar doelen bijstellen, totdat er ineens een radicale maar vanzelfsprekende koerswijziging kwam. De verhouding tussen man en vrouw was langzamerhand zo gedemocratiseerd en intiem geworden, dat een oude scheidslijn kon vervallen. Na minstens duizend jaar van officiële afwezigheid kwam de man tijdens een bevalling naast zijn vrouw zitten. In de jaren dertig van de vorige eeuw is deze nieuwigheid schoorvoetend begonnen, al moest zij in katholieke ziekenhuizen tot in de jaren vijftig worden bevochten. Een decennium later was het al ondenkbaar dat een man zijn vrouw in haar weeën niet zou bijstaan. Hoewel er uitzonderingen bleven. Blijkens de documentaire Vogelparadijs (2017) over het leven van tekenaar Peter Vos riep een dokter hem in 1967 vanuit de kraamkamer nog toe: 'Meneer Vos, u hebt een zoon'. 

 

ooievaar

Een hedendaags kraamkloppertje, alom te signaleren sinds 2010. Deze ooievaar is interessant, omdat hij zichzelf ontmythologiseert tot een beeldmerk. In zijn haast de baby te brengen vliegt hij dwars door de ruit heen, maar geen kind, hoe onwetend ook, zal geloven dat het werkelijk zo is gegaan. 

 

Het is van belang te constateren dat de verklaring van vrouwelijke 'onreinheid' hiermee stilzwijgend werd ingetrokken. Stilzwijgend is het juiste woord, want rond 1960 kwam ook in de katholieke Kerk een eind aan het 'kerkgang doen' van kraamvrouwen, zonder dat daartoe een officieel besluit werd genomen. De rite zelf werd inmiddels als vernederend en gênant ervaren, maar bovendien wilde niemand meer geloven dat een vrouw onrein en dus zondig was door een kind ter wereld te brengen.

In 1962 kwam de eerste succesvolle anticonceptiepil op de markt, uitgevonden door de Nederlander Max de Winter. Dankzij acties van Dolle Mina zou de pil tien jaar later in het ziekenfonds belanden, waarmee kinderen krijgen voor iedereen een bewuste keuze werd. Zelfs grote gezinnen verkleinden hierdoor: was vòòr de pil een gezin met tien kinderen nog betrekkelijk normaal, nu werd vijf kinderen al veel gevonden en werd twee of drie de standaard. Niet alleen de pil liet overigens haar invloed op het geboortecijfer gelden. In 1971 opende in Arnhem de eerste abortuskliniek haar deuren, startpunt van een hevig debat dat in 1981 resulteerde in de Abortuswet, waarin landen als Engeland en Frankrijk voorgingen. Het aantal abortussen in Nederland bedraagt gemiddeld 33.000 per jaar. Aan de andere kant echter ontwikkelden gynaecologen bevruchtingstechnieken voor vrouwen die niet langs natuurlijke weg zwanger raken, een uitvloeisel van de eerste kunstmatige inseminatie die de Friese veearts Jan Siebenga in 1935 op koeien toepaste. Dankzij al deze ontwikkelingen kon een intense focus op geboortes ontstaan.

 

borstvoeding

Voorlichtingsfolder anno 2000: 'Borstvoeding kan in principe overal gegeven worden'. Waarschijnlijk toch te optimistisch, want inmiddels is de openbare borstvoeding op haar retour. (Benelux Press)

 

Mannen die aanvankelijk overdonderd naast het kraambed zaten, begonnen een foto- of videocamera te hanteren, en sommigen gingen vooraf mee naar zwangerschapscursus om het puffen onder de knie te krijgen. Een veelgebruikt zinnetje voor stelletjes werd: 'Wij zijn zwanger', of: 'Wij zijn in verwachting', een vertaald bon-mot van een vooroorlogs Amerikaans schrijver dat inmiddels als serieuze boodschap is aanvaard. Misschien moeten we hierin de emotionele kern zien van de couvade of het mannenkraambed, zoals dat bekend is uit West-Irian.

De focus op geboortes leverde ook alternatieve baarhoudingen op, zoals de aloude baarstoel, de hurkstand of liggend in een bad met water, teneinde een als storend ervaren medische sfeer tegen te gaan. Muziek kon ook weerklinken, en desgewenst mochten mannen de navelstreng doorknippen. De baby's zelf werden niet langer gewassen en geluierd aan de moeder overhandigd, maar direct na de partus op haar blote buik gelegd, wat in culturen die nog met het begrip onreinheid werken absoluut ondenkbaar zou zijn.

 

smulfun

 

De babyshower is al zo ingeburgerd dat er speciale taarten voor te koop zijn. http://www.hettaartenhuis.nl/

 

De volgende stap was meer publiciteit, in de brede zin van het woord. De dikke buik tijdens de zwangerschap verdween niet langer onder een overgooier, maar kreeg nadruk met behulp van strakke T-shirts of stretchbanden over de broek heen. Tijdens de bevalling mochten ook oudere familieleden, en soms de kinderen en vrienden, al rond het bed plaatsnemen. En de kraamkamer nadien stroomde weer vol als in de zeventiende eeuw, waarbij het op prijs werd gesteld als de moeder openlijk haar baby zoogde. Ten slotte werd ook de buurt meer bij het gebeuren betrokken. De plattelandsgewoonte om ooievaars bij de gevel te plaatsen, vond zijn weg naar de stad. Baby's werden niet meer in een gevoileerde kinderwagen vervoerd maar in open buggy's, of in een hangzak op rug of borst. En gedurende vele weken na een geboorte kan men achter de ramen van het desbetreffende huis in uitgeknipte letters aan een snoertje lezen: 'hoera, een zoon', 'hoera, een dochter'.

Deze grotere openheid diende zich tegelijk aan met een andere tendens, die er historisch eigenlijk haaks op staat: buitenechtelijke geboorten. Het Centraal Bureau voor de Statistiek meldt dat het percentage buitenechtelijke kinderen in 1985 op acht procent stond. In 2009 was dat meer dan 45 procent en bij eerstgeborenen al 56 procent! Van de bijna 200.000 kinderen die jaarlijks geboren worden is dus de helft buitenechtelijk. Nog niet zo lang geleden kende men voor zulke kinderen grievende aanduidingen als bastaard, mantelkind, speelkind, ondergeschoven kindje, koekoeksjong, maar indruk maken die niet meer. Integendeel, wat men vroeger geheim hield, laat men nu openlijk weten. Bastaard is zelfs een term geworden die de gebruiker in een kwaad daglicht stelt in plaats van het kind in kwestie - binnen vijfentwintig jaar! 

 

kraamtranen

Kraamtranen, 2005, van Eileen Engels. Bij de grotere openheid rond een bevalling hoort sinds de jaren zeventig ook aandacht voor minder prettige kanten ervan, zoals een tijdelijke babyblues of een postnatale (postpartum) depressie, waarmee één op de tien vrouwen te kampen krijgt. 

 

De trend naar blijvende openheid blijkt ook uit de opbloei van een nieuwigheid sinds de laatste eeuwwisseling, de babyshower, hoofdzakelijk bij eerstelingen. De benaming is Amerikaans en het voorbeeld ertoe werd verstrekt door de internationale jetset in de glossy's en roddelbladen, maar voor hetzelfde geld kan men er een heropleving van het oude 'deurzichten' in zien. Wat gebeurt? Direct als het zwangerschapsverlof ingaat, in Nederland een recht sinds 1966, organiseren vriendinnen van de zwangere vrouw een verrassingspartijtje voor haar, met kleine geschenken en een hoop lol. Hoewel er in Amerika soms ook mannen bij aanwezig zijn, lijkt het in Nederland een soort vrouwensabbath, waarbij de ene helft zich realiseert dat de jeugd definitief voorbij is en de andere helft dat er met de kinderwens haast moet worden gemaakt. Overigens is in 2011 in Amerika de mannelijke tegenhanger van de babyshower gesignaleerd: de Dadchalorparty, volgens De Telegraaf het best te vertalen als Bijna-papadag. Laatste ontwikkeling: zelfs sommige grootouders organiseren al een kraamborrel voor vrienden als een kleinkind hebben gerkregen. 

 

 

Verjaardagen 

 

Met zoveel vroege aandacht voor de geboorte van kinderen in Nederland zou je verwachten dat ook verjaardagen hier al eeuwen worden gevierd, maar dat is niet het geval. De aandacht ging primair uit naar de persoonlijke ontwikkeling van een kind in plaats van naar de jaarkalender. Het eerste glimlachje, het eerste tandje - de beroemde dichter Hendrik Tollens schreef in 1812 een ode 'op de eersten tand' van zijn zoontje (Triomf, triomf! hef aan, mijn luit, Want moeder zegt: de tand is uit!). Tandjes krijgen was ook niet van risico ontbloot. Volgens Ellen Krol vormde vroeger 'dentitio difficilis', zoals de vakterm luidt, een van de belangrijkste doodsoorzaken bij babies. 

 

hartelijk

Verjaardagskaart 1916. Blijkens www.delpher.nl bezigen eind 19de eeuw winkeliers de wens hartelijk gefeliciteerd voor Nieuwjaar! Elders feliciteert men elkaar louter met prestaties en bij belangrijke mijlpalen in het leven, niet met onvermijdelijke verjaardagen die vanaf een zekere leeftijd ook weinig vrolijk stemmen. www.marktplaats.nl

 

Tegen verjaardagen koesterden christenen oorspronkelijk religieuze bezwaren, net als joden en moslims trouwens. De bijbel rept er immers niet van, zelfs niet bij Jezus Christus - reden waarom Jehova's Getuigen tot vandaag verjaardagen afwijzen. Daarentegen kenden de oude Egyptenaren ze wel, althans voor farao's. Van de Grieken schijnen de brandende kaarsjes op een taart afkomstig te zijn. De gedachte achter die kaarsjes is dat iedereen een goede en een kwade geest heeft, die speciaal rond verjaardagen naderbij komen. Met kaarslicht kan de kwade geest worden verdreven, en bij het uitblazen ervan worden de vlammetje als het ware naar het geestenrijk getransporteerd, waar de goede geest ze ontvangt, samen met een in stilte overwogen heilwens.   

De Romeinen waren de eersten die reguliere verjaardagen vierden, inclusief cadeautjes, en dan vooral voor mannen maar ook voor vrouwen, zoals Ovidius in De kunst der vrijage laat zien. Christenen, afkerig van deze heidense gewoonte, propageerden in plaats daarvan de viering van de feestdag van de patroonheilige waarnaar iemand was vernoemd, de zgn. naamdag, reeds populair in het Rusland van Tolstoj, getuige zijn roman Oorlog en vrede. Makkelijk was dit in elk geval, want tot aan de invoering van de Burgerlijke Stand kenden de meeste mensen hun  geboortedatum niet eens. Desondanks kwamen in West-Europa na de middeleeuwen verjaardagen opzetten, zij het voorlopig louter onder vorsten. Het protestantisme verbeterde ongewild de kansen ervoor aanzienlijk door alle heiligen uit den boze te verklaren en daarmee tevens van naamdagen afscheid te nemen. 

 

bronzenschoen.jpg

In Amerika een traditie voor miljoenen; in Nederland meer een individuele mode voor kleine gezinnen: bronzen babyschoentjes. Van zilver kan ook, maar daarvoor dienen de schoentjes van strak leder te zijn. Deze democratische versie van vorstelijke souvenirs is begonnen in de jaren twintig van de vorige eeuw.

 

Volgens de Britse Linda Rannels Lewis drongen verjaardagen pas in de zeventiende eeuw tot de Europese burgerij door, omwille van sterkere familiebanden. Inderdaad stamt in de nationale liederenbank een eerste verjaardagsliedje uit 1684: Lodewyk is jarig/Is dat niet een'vreugd? Uit een volgende eeuw zijn diverse zilveren verjaardagspenningen bewaard gebleven, weliswaar een zeldzaam genre doch indicatief voor het belang van de gebeurtenis op zichzelf. Om een mode ging het beslist nog niet, in tegenstelling tot Duitsland waar in diezelfde eeuw onder welgestelde burgers Kinderfeste bij verjaardagen opkwamen, compleet met taarten en evenveel kaarsjes als de jarige oud was. Een van de eerste kinderfeestjes in Nederland melden de historici Baggerman en Dekker op 27 juli 1794 rond Tietje Philip, een dochter uit een verlicht Haags milieu dat het werk van de Franse pedagoog Jean Jacques Rousseau kende. Van ca 1810 dateert een eerste afbeelding van een 'verjaaringmaaltje', in Leerzaam prenteboekje voor kinderen, gedrukt in Amsterdam, wat althans op enige verspreiding wijst.

 

verjaardagspenning

Zilveren verjaardagspenning voor Petronella Slob (1750 - 1822) t.g.v. haar eerste verjaardag. www.noordbrabantsmuseum.nl 

 

In diezelfde eeuw is de dichter Willem Bilderdijk een propagandist van 'verjaringen'; jong en oud in zijn omgeving mocht dan van hem een gelegenheidsgedicht ontvangen. Ook in kranten wordt de notie normaal dat volwassenen tenminste verjaardagen hebben, getuige de herhaalde mededeling in overlijdensberichten dat iemand kort na of voor zijn zoveelste verjaardag is gestorven. Blijkens romans als Eline Vere zijn verjaarspartijtjes voor welgestelde kinderen aan het eind van die eeuw eveneens usance geworden, maar in De Volksvermaken uit 1871 brengt Jan ter Gouw verjaardagen nog louter met vorsten in verband.

Mogelijk is het de instelling van Koninginnedag in 1891 geweest die heel Nederland rijp maakte voor dit feest. Anders dan bij buitenlandse vorsten was die dag niet een gebeuren voor de koningin maar voor het volk, in casu kinderen, want Wilhelmina vertoonde zich dan niet eens zwaaiend achter een paleisraam. Voor scholen, die sinds de Leerplichtwet van 1900 alle kinderen ontvingen, vormden individuele verjaardagen allicht een welkom pedagogisch instrument. Toch moesten onderwijzers hiertoe zowel onder gereformeerden als onder katholieken missiewerk verrichten.

 

verjaaring

Vroege afbeelding van een 'verjaaringmaaltje'voor kinderen, uit Leerzaam prenteboekje voor kinderen, Amsterdam, ca 1810. www.geheugenvannederland.nl

 

Afgezien van het niet-bijbelse karakter ervoeren gereformeerden weerzin tegen een dag waarop één persoon centraal staat en cadeautjes van familie en vrienden ontvangt. De volkskundige Van der Molen meldt dat in het noordoosten van Nederland maar liefst tot in de jaren zestig van de vorige eeuw verjaardagen volledig onopgemerkt voorbijgingen. En veel protestantse Zeeuwen beperkten zich tot die tijd tot een feest wanneer kinderen tien werden. Nederlandse katholieken op hun beurt bleven hun naamdagen trouw, wat bij katholieken in Zuid-Europa en bij orthodoxe christenen in Oost-Europa tot vandaag het geval is gebleven. Limburgers stapten in de jaren vijftig als laatsten over op verjaardagen.

Ondanks de jonge traditie van het verjaardagvieren kreeg het feest in Nederland wel aparte elementen. Wellicht om de gelovigen tegemoet te komen hebben de twee bekendste verjaardagsliedje een godsdienstige connotatie: Lang zal die leven in de gloria (= heerlijkheid) en Hij leve hoog. Niet-gelovigen konden uitwijken naar Er is er een jarig, hoera, hoera, of het engelstalige Happy Birthday, dat nog vrij jong is: Robert Coleman schreef de tekst ervan in 1924. Overigens meldde de komiek Wim de Bie dat Lang zal die leven in 1901 is gecomponeerd door een zekere Piet Jansen uit het streng gereformeerde Kootwijk, die zich nog op honderdjarige leeftijd erover beklaagde dat hij nooit royalties voor zijn lied had gekregen...

 

verjaardagskring

Typische verjaardagskring. Voor de speciale dynamiek ervan: zie Bert Wagendorp in De encyclopedie der Nederlanden (2012). www.1bp.blogspot.com

 

Een andere eigenaardigheid is de 'eeuwige' verjaarskalender die veel landgenoten in hun wc hebben hangen. Dit gebruik moet welhaast vanuit scholen zijn verspreid, want waar anders zou de behoefte eraan het eerst zijn gevoeld? Ook is het moeilijk voorstelbaar dat de opmars van de wc-kalender in één wc begon. Ogenschijnlijk gaat het hier om iets triviaals, maar in de ogen van de Amerikaanse antropologe Ethel Portnoy draagt zo'n kalender uitgerekend op die prozaïsche plek er 'niet weinig' toe bij dat buitenlanders Nederlanders als 'een soort Marswezens' beschouwen.

Even eigenaardig: de gewoonte van familieleden en vrienden om elkaar onderling met een jarige te feliciteren ('gefeliciteerd met je oom Sjaak'). Misschien is deze gewoonte ontstaan doordat Wilhelmina op haar verjaardag wegbleef, zodat de aanwezigen slechts elkaar konden toespreken. Volgens de leerrijke site www.stuffdutchpeoplelike.com is echter ook het woord 'gefeliciteerd' al overdreven. Letterlijk betekent dit: Dat het u geluk moge brengen, en daarop biedt het simpele feit van een verjaring te weinig uitzicht. Menigeen is bovendien triest op zo'n dag: alweer een jaar ouder. Wat dat betreft is het Zuidnederlandse proficiat ('dat het u moge baten', wat ook in 'proost' verborgen zit) beter gekozen, tenminste als om het houden van een feest gaat. In Engelstalige landen feliciteert men elkaar bij een huwelijk, een geboorte of een promotie; bij een verjaring beperkt men zich tot 'happy birthday' - laat staan dat men derden gaat feliciteren die zelf niet eens jarig zijn! In de aangedikte praktijk die hier te lande geldt proeft men de overcompensatie die nodig was om iedereen tot een nieuwe traditie te verleiden.

 

cadeautjes.jpg

Oogst gebruiksartikelen op een verjaardag met vijftien gasten voor een zestigjarige vrouw, Beusichem 2008. Centraal: een kaasplank inclusief kaasbestek; rechtsachter: een sierwijnrekje.   

 

Een uniek tafereel bieden Nederlandse woonwijken bij avond. Tussen de donkere ramen met identieke flikkeringen van televisiebeelden zit opeens een hel verlicht raam met erachter een kring mensen onder slingers: daar wordt dan met familie en vrienden iemands verjaardag gevierd. Het gaat om een gemengde en aangeklede variant van het koffieleuten, het 'bakkie doen', wat in nabuurlanden eveneens zelden gebeurt. De gasten worden hierbij wel geacht een cadeautje voor het feestvarken mee te nemen. Bloemen en drank zijn daarbij favoriet, evenals boeken - niet weinig Nederlandse auteurs léven van verjaardagen. Wat gelet op de spreekwoordelijke Hollandse nuchterheid overigens het meest treft zijn de zogeheten gebruiksartikelen die zelden of nooit worden gebruikt, zoals een kaasplankje met magneetstrip waaraan mesjes en vorkjes kleven, een sierwijnrekje, vernuftige onderzetters of een notitieblokje op een stukje hout met een aanhangend potlood. In elk dorp van enige omvang kan men zulke voorwerpen bij een drogist kopen.    

 

jarigejob

www.stichtingjarigejob.nl

 

De geanimeerdheid van de avond hangt verder sterk van de aanwezigen af. Nederlanders gedragen zich over het algemeen makkelijk in grote gezelschappen en zijn ook opvallend goed in persoonlijke gesprekken, maar op feestjes zitten ze dikwijls op elkaar af te dingen. Wat dat betreft lijkt het wel alsof hier een aparte Wet van Jante bestaat, de Deense versie van de zegswijze: Gij zult uw hoofd niet boven het maaiveld uitsteken. Terwijl Denen uit zichzelf bescheiden zijn, vinden Nederlanders dat vooral anderen bescheiden moeten zijn en zien zij er omgekeerd geen been in een gezelschap te domineren als zij weinig te melden hebben. Het lijkt geen toeval dat de bekende Nederlandse uitdrukking 'Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg' juist tot anderen is gericht.     

Een laatste eigenaardigheid is dat verjaardagen niet alleen op scholen worden gevierd, ook op het werk. Zoals men dat eerder op school heeft geleerd, geldt daar een omgekeerde geefrichting: de jarige deelt versnaperingen uit, wellicht omdat dat de makkelijkste manier is om ieders aandacht te vangen.

Hoezeer de verjaarscultuur in Nederland leeft toont ten slotte de Stichting Jarige Job, opgericht ter nagedachtenis aan de vroeg overleden Rotterdammer Job Lloyd (1975 - 2007). De stichting verschaft via voedselbanken behoeftige kinderen een pakket snoep, opdat zij eveneens in de klas kunnen tracteren. Een wereldprimeur!        

Het zal duidelijk zijn: verjaardagen symboliseren in Nederland de triomf van de burger als individu en zijn daarom zeker niet vrijblijvend. Zonder geldig excuus een partijtje overslaan is een ernstige tekortkoming die tot een volledige brouille kan leiden. En oude vrienden en buren beoordelen aan de hand van een uitnodiging of ze nog een hechte band met de jarige hebben. Des te opmerkelijker is het dat er eigenlijk weinig speciale verjaardagen zijn, zoals bijvoorbeeld de Latijns-Amerikaanse quinceañera, de vijftiende verjaardag voor meisjes, waarop zij een bruidsjurk aan krijgen ten teken dat zij vanaf dan een vrouw zijn. De hele volwassenwording wordt bij ons zelfs nauwelijks gevierd. Dit kan te maken hebben met het feit dat het wettelijke begin daarvan nogal eens is gewijzigd: van 23 jaar - voor huwelijkse vrijheid zelfs 30 jaar - via 21 jaar, tot 18 jaar nu. En hierop zijn ook weer uitzonderingen mogelijk, zoals huwen bij zwangerschap vanaf 16 jaar.

 

schooltas

In 1965 legde een ANP-fotograaf een nieuw fenomeen vast: in de Jordaan stak een vader de schooltas van zijn zoon samen met de vlag uit, omdat die zoon de HBS-A had gehaald. (ANP)

 

Ongetwijfeld speelt hierbij ook een rol dat in een moderne maatschappij de volwassenheid in etappes komt, die per individu verschillen: van een voorwaardelijk rijbewijs met 17 tot uithuizigheid met 25 of eerder. Als gevolg daarvan kennen wij ook geen gefixeerde puberteit, zoals bijvoorbeeld de uit Duitsland afkomstige Amish-people in Amerika kennen met hun rumspringa: een periode van minstens een half jaar waarin jongeren mogen 'herumspringen' in de normale maatschappij. Westerse jongeren doen nog aan rumspringa wanneer ze allang volwassen zijn.

Een breuk in de lange, lange jeugd is natuurlijk wel: het einde van de middelbare school. In de jaren zestig van de vorige eeuw is daarvoor als nieuw volksgebruik de uitgehangen schooltas opgekomen. Trots lijkt hiervan de achtergrond te vormen. In die tijd gingen steeds meer kinderen 'doorleren', maar nog lang niet alle kinderen uit de straat deden dat en daarom pronkte men graag tegenover de buren met een diploma. Inmiddels is studeren niet langer uitzonderlijk en toch heeft het gebruik zich gehandhaafd en zich over alle lagen van de bevolking verspreid. Niet zelden hangt de tas er zelfs een hele week. Volgens dra I. Strouken moeten we hierin een functieverandering zien: de tas geeft nu aan dat het kind een volgende levensfase ingaat, - een overgangsritueel dus, maar ten behoeve van wie?     

In tegenstelling tot de volwassenwording krijgen kroonjaren uitgebreid nadruk, vooral het vijftigste, wanneer men Abraham wordt. Dit gaat terug op het evangelie van Johannes, waarin joden Jezus rethorisch voorhielden: 'Nog geen vijftig jaar en toch hebt gij Abraham gezien?' Hoewel de aartsvader lang daarvoor leefde, gaf deze verbazing kennelijk aanleiding tot de gedachte dat iedere vijftigjarige zich diens wijsheid eigen moet hebben gemaakt. Het gezegde 'Abraham zien' is echter pas in 1898 tot Van Dale doorgedrongen, in lijn met de late opkomst van verjaardagen. 

 

sara-en-abraham

Ter opluistering van de 'belangrijkste' verjaardag in een mensenleven, de vijftigste, zijn overal in het land speciale poppen te huur, ook opblaasbare van vier meter hoog.   

 

In de negentiende eeuw was het geven van een Abrahamkoek al wel gebruikelijk in Het Gooi en West-Friesland. De rest van Nederland maakte ermee kennis op 30 april 1959, toen Wageningse bakkers zo'n pop van geglazuurde kruidkoek aanboden aan de vijftigjarige koningin Juliana. Zij kreeg inderdaad een Abraham, niet een Sara, die pas in de jaren zeventig populair werd, wellicht op instigatie van feministen. Inmiddels is de koek veelal vervangen door een kabouterachtige pop die bij voorkeur in de tuin, dus voor iedereen zichtbaar, een plaatsje krijgt. Voor wie dat zou wensen kunnen er vergelijkbare poppen worden gemaakt voor zestigjarigen (Isaak en Rebecca), zeventigjarigen (Jacob en Rachel), tachtigjarigen (Jozef en Asenath) en negentigjarigen (Efraim), maar alleen de honderdjarige Methusalem mag zich nog in ieders aandacht verheugen, al was het maar doordat dan de plaatselijke burgemeester langskomt.

De Abrahamviering heeft de laatste decennia wel een andere thematiek gekregen. Vroeger werd een leeftijd van een halve eeuw geassocieerd met verworven inzichten en verkregen gezag. Een vijftigjarige wist waar Abraham de mosterd vandaan haalde, anders gezegd, hij kende de uiterst geheime mosterdrecepten waarmee ooit veel geld te verdienen viel. In onze fitness-cultuur wordt bij vijftig jaar juist gedacht aan het definitieve verlies van jeugdigheid. Wat dat betreft lijkt de huidige Abrahamviering op Amerikaanse Over-the-hillparties, waarbij veertigjarigen cadeautjes krijgen als steunzolen, kunstgebitten en haarverf. In Amerika is men in de beleving nu eenmaal vroeger oud: de middelbare leeftijd begint er al bij dertig in plaats van veertig.

Spot klinkt in elk geval door in oproepen aan automobilisten op lantaarnpalen en bomen om in het voorbijgaan drie keer voor de jubilaris te toeteren; vanaf de jaren tachtig een groeiend gebruik, waarvoor zelfs feestwinkels diverse artikelen in hun assortiment hebben. Het is wel sterk dat eerdere generaties geen behoefte aan dit soort gemeenzame uitingen in de publieke sfeer hebben gevoeld, alsof hun waardigheid dat niet toeliet.

 

ouwedoos.jpg

'Over the hill' in Nederland. Walter B. Pitkin leerde nog: Het leven begint bij veertig... Beusichem, 2013 

 

Deze nieuwe teneur laat zich tevens zien op spandoeken die in toenemende mate aan gevels prijken. Anno 2011 stond op een gevel-bedekkend doek in het Betuwse dorp Beusichem te lezen: 'Geen flauwekul, Henk (50) is voortaan een Ouwe Lul'. Mannen boffen blijkbaar nog, want twee jaar later hing even verderop de tekst: 'Gisteren was Annet nog een jonge roos, vandaag is Annet een ouwe doos'. Annet was veertig geworden, en blijkbaar vroeg het adagium van Walter B. Pitkin Life begins at forty om een snaakse ontkenning. 

 

 

Minderheden

 

Tijdens de zwangerschap kennen moslims nog vele staaltjes van 'verzien'. Lelijke aanblikken, ongewenste aanrakingen, gedachteloos krabben, over een kuil stappen en gerechten als kippenlever en kreeft laten allemaal sporen na op de boreling. Voor Turken leidt het eten van perziken niet tot een begerenswaardig perzikhuidje maar tot overbeharing. Een jongen kondigt zich aan met een spitse moederbuik, een meisje met een ronde. Bij onduidelijkheid kan men een draadje boven de moederbuik hangen: beweegt het op en neer dan is het een jongen. Ook kan men de moeder tussen twee kussens laten kiezen met eronder een schaar of een speld: gaat de moeder op het kussen met de speld zitten, dan wordt het een meisje.

Surinaamse Javanen, merendeels moslim, kennen hiervoor een speciaal feest dat op zichzelf niets met de islam uitstaande heeft: mitoni, in de zevende maand van de zwangerschap, waarnaar het woord ook verwijst. Man en vrouw zitten daarbij in de buitenlucht met de rug naar elkaar toe en een ceremoniemeesteres gooit water over hen heen en houdt rokken vóór de vrouw, waarvan de zevende pas voldoet. De man klieft een kokosnoot doormidden en een perfecte klief betekent dat er een zoon aankomt. Onder Surinaamse Javanen in Nederland verhuisde dit tafereel naar de badkamer, maar uitgestorven is het nog niet.

Een voortdurende bedreiging voor moslims tijdens de zwangerschap, tijdens het hele leven eigenlijk, vormt het Boze Oog: een jaloerse blik van iemand anders die onheil kan brengen. Het Boze of Kwade Oog was vijfduizend jaar geleden al bekend in Mesopotamië en heeft zich verbreid over alle continenten en godsdiensten, maar is het meest levend gebleven rond de Middellandse Zee. Als afweermiddel fungeert een amulet in de vorm van een boos oog, opdat het ene Boze Oog het andere kan wegkijken. Bij moslims heet de amulet Nazar of het Oog van Fatima, de jongste dochter van Mohammed. Naar haar is tevens een amulet met een beschermend handje vernoemd, dat joden kennen als Hamsa en dat uit het oude Carthago stamt, - als sieraad tegenwoordig net zo populair als de Nazar.   

bozeoog

Nazar. Kwaad met kwaad bestrijden: een boos oog als sieraad tegen het Boze Oog.

 

Tot aan de bevalling genieten Marokkaanse vrouwen extra aandacht van de familie van de man; tijdens de bevalling en daarna van haar eigen familie. Mannen zijn zelden bij een geboorte aanwezig, omdat vrouwen volgens de koran op dat moment haram (onrein) zijn. In Arabische landen gaat de vrouw hiervoor zelfs naar haar ouderlijk huis. Marokkaanse vrouwen bevallen nog wel geknield, maar die stand is niet lang vol te houden. Zij maken veel drukte. Speciale aandacht gaat uit naar de placenta, die als het tweede kind wordt beschouwd. Traditionele moslimvrouwen laten die placenta  drogen, om vervolgens als amulet te gebruiken of op een gezegende plaats te begraven.

De Arabische praktijk wil dat de ogen van de baby worden geschminkt met khol, een pasta van roet en wierookhars, vergelijkbaar met mascara. Zo snel mogelijk fluistert een geestelijke het Allah Akhbar ('Allah is groot') in het oor van de nieuweling, wat geldt als een doop. Na zeven dagen komt de familiie bijeen voor een geboortemaal, Nasika, en krijgt het kind een naam, omdat het dan getoond heeft levensvatbaar te zijn. Turken en Marokkanen plegen pas daarna aangifte bij de Burgerlijke Stand te doen, hoewel dat eigenlijk binnen drie dagen dient te gebeuren. Op die dag ontdoet men de baby ook van het hoofdhaar, dat als het enige onreine onderdeel geldt, want moslimkinderen worden geacht onschuldig ter wereld te komen. In Arabische landen weegt men het hoofdhaar en schenkt men de baby het equivalent ervan in zilver. Daar ook worden dan voor een jongetje twee dieren geslacht, en voor een meisje èèn. Jongetjes krijgen er bovendien een eigen dadelpalm. 

In de gebieden waar de in Nederland levende Turken en Marokkanen oorspronkelijk vandaan komen, worden kinderen nog steeds gebakerd, maar die gewoonte is hier nagenoeg verdwenen. Wel smeren Turken een kind met zout in, om nare luchtjes tegen te gaan en op latere leeftijd overmatige transpiratie te voorkomen. De kraamvrouw wordt op de zevende dag en de veertigste dag door andere vrouwen gewassen, omdat alleen zij haar toestand van onreinheid kunnen opheffen. Bij Turkse vrouwen zijn dit soort wassingen minder populair aan het worden, maar Marokkaanse vrouwen passen bij elkaar nog de meervoudige voetdrukmassage toe: de kraamvrouw ligt daarbij op de grond en twee vrouwen bewerken met de voeten de zijkant van haar lichaam van top tot teen.

 

minderheden

Na de besnijdenis van een nieuwe 'moslimman' in buurthuis 't Lispunt, Rotterdam, mei 1992 (ANP)

 

Meisjes worden alleen in Egypte, Soedan en Somalië besneden, maar dat is in andere islamitische landen juist bij wet verboden, net als hier. Voor jongens geldt het voorbeeld van aartsvader Abraham nog steeds als dwingend, al valt zelfs intern in toenemende mate te beluisteren dat het om een onnodige zo niet overbodige medische ingreep gaat. Dit laatste argument heeft echter weinig overtuigingskracht: in Amerika worden miljoenen jongens besneden die niet eens moslim of jood zijn.

Bij moslimjongens geschiedt een besnijdenis soms op de zevende dag, maar meestal later: rond het zevende jaar, waardoor de ingreep des te dramatischer wordt. Aanvankelijk kwamen hiervoor lekenbesnijders uit het moederland over, of families bezochten hen tijdens vakanties aldaar. Met het oog op de veiligheid gingen Nederlandse ziekenhuizen de behandeling aanbieden, onder plaatselijke of algehele verdoving en in een besloten operatiekamer. Tot 2005 vergoedde het Ziekenfonds de kosten hiervan. Eerder al waren islamistische privéklinieken ontstaan die voor een meer authentieke entourage zorgdroegen, zij het met handhaving van de verdoving, wat algemeen als een verbetering werd gezien. Sinds 2005 zijn zulke klinieken dé plek voor besnijdenissen.

Pas na een besnijdenis kan een jongen in de hemel belanden; hij is 'moslimman' geworden. Die overgang wordt grootscheeps gevierd, met telefonische felicitaties van verre verwanten en een eetfestijn voor zoveel mogelijk gasten. De jongen draagt die dag een speciale cape en wordt overladen met cadeaus. Marokkaanse jongens worden zelfs opgemaakt met henna op handpalmen en voeten en kohl rond de ogen, als om vrouwen jaloers te maken.

Verjaardagen vieren moslims in principe niet, want de koran maakt daar net als de bijbel geen melding van. Oudere Marokkanen en Turken weten hun geboortedatum niet eens, omdat die nergens is genoteerd; in Nederland gelden zij voor het ingaan van bijvoorbeeld de AOW als 'jarig' op 1 januari. Ook het vieren van  Mohammed's verjaardag is allesbehalve onomstreden en wordt door sommige geleerden als westerse decadentie beschouwd. Op ettelijke islamitische sites krijgen moslims zelfs de uitdrukkelijke waarschuwing niet naar verjaardagsfeestjes van klasgenoten, collega's en buren toe te gaan. Het schijnt dat er zich op dit vlak toch enige geloofsafval voordoet.

 

firsttoothparty.jpg

Taart voor feest rond de eerste babytandjes, dat ook onder Nederlandse Turken en Armeniërs wordt gevierd. 

 

Turken en Armeniërs kennen wel een seculier feest rond de eerste tandjes, Dis bulguru of Agra hadeeg. De baby kiest daarbij uit een schaal met voorwerpen, zoals een schaar, een portemonnee, een pen en een boek, zijn toekomstige beroep. Als First tooth party is dit fenomeen inmiddels ook tot Amerika doorgedrongen.

 

Afro-Surinamers en Antillianen in Nederland bezitten van huis uit nog oude opvattingen en gebruiken rond de geboorte. Een zwangere vrouw mag niets geweigerd worden, ook niet tijdens haar 'gekke trek', anders loopt haar kind kans op 'lostoes', huidvlekken in de vorm van het gewenste voedsel. Zij wordt met égards behandeld en krijgt het eerst opgediend, wat normaal gesproken het voorrecht van de man is. Het 'verzien' leeft sterk: schrikt een zwangere vrouw van een dier dan zal het kind op dat dier gaan lijken. Ruzies en verwijten moeten worden vermeden, anders komt de bevalling niet op gang.

De bevalling zelf is niet taboe voor mannen, al wil de traditie dat zij vertrekken zodra de weeën beginnen. Een pasgeboren baby mag niet door iedereen worden gezoend, maar creoolse moeders preferen bij hun kinderen toch al strelingen en massages, tot verbazing van de meeste Nederlanders. Onreinheid na de bevalling is als in zoveel culturen een grote zorg. Om als kraamvrouw aan te sterken zijn allerlei drankjes te gebruiken, zoals Pleegzusterbloedwijn en bita, een mix van bittere kruiden. Om de vagina en baarmoeder schoon te maken en snel te laten krimpen is gedurende zes weken een dagelijkse zit boven een emmer met stomend water, een wassie, aan te raden. Antilliaanse vrouwen kunnen daarbij met een hete handdoek op de rug worden geslagen om het 'vuil' te verwijderen.

Ook voor het kind bestaan er drankjes en wassies. Surinamers kopen Nurse Harvey, op basis van zuiveringszout, voor een gladde babyhuid en tegen buikkrampen. Reckitt Blue wordt door Surinamers én Antillianen op de voetzolen, het voorhoofd of de bilnaad van het kind gestreken als het naar buiten gaat; de kleur blauw zorgt voor rust. In Suriname hanteert men wel een vuile vaatdoek om baby's te verschonen wanneer zij in een menigte zijn geweest, waarin we de signatuurleer van Paracelsus herkennen.

Surinamers begroeven traditioneel de navelstreng, kumba 'tei, onder een boom of droogden haar om er een medicijn tegen stuipen van te maken. Antillianen begroeven de navelstreng juist onder de voordeurdrempel, opdat het kind zijn geboortehuis nimmer zou vergeten. Volgens oud-gouverneur René Römer kennen Antillianen ook een vampier, èszè, die tot acht dagen na de geboorte bloed van de baby probeert te drinken, wat met een wake kan worden voorkomen. Een zeer frappant gebruik onder hen is een baby met een zichtbaar bloedvat op de neus, wat wordt uitgelegd als een imprint van een doodskist, een amulet met een zilveren sleutel te geven, opdat hij of zij later kan bepalen wanneer het deksel daarvan opengaat. Het boze oog is zowel op de Antillen (oyada) als in Suriname (azé) nog actueel, waartegen respectievelijk een boon of kraal, die barst bij contact met het boze boog, kan waarschuwen. Onder verwanten die allang in Nederland wonen, zijn deze gewoonten en opvattingen overigens verdwenen of zelfs al helemaal vergeten.

nurseharveys 

Nurse Harvey's Gripe Mixture, gezocht Engels drankje bij Surinamers.

 

Als bijzonder overgangsritueel kennen Surinamers de friyari (verjaardagen). De eerste verjaardag is al een feest voor tientallen mensen. En volwassenen sparen tijdenlang om een paar maal in hun leven een groot feest ter ere van zichzelf te kunnen geven. Gasten verschijnen al de avond daarvoor en de dag zelf wordt om zes uur 's ochtends ingeluid met een aubade door vrouwen in klederdracht, met in hun anisa (hoofddoek) de geschenken, waaronder een koperen bekken. Een ontbijt volgt, met aansluitend een kerkdienst en een dankdienst aan huis. 's Avonds begint in een zaal of tent het feest met een polonaise en veel oereh's (hoera's). Tot 'bam' ('bis am Morgen') duurt het; eventueel halen de gasten zelf geld op om de muzikanten te laten doorspelen. Ook onder Surinamers in Nederland worden nog friyari gevierd, vooral bij bigi jari, jubileumjaren.

 

Hindoes in Nederland zijn er in twee soorten: aanhangers van de orthodoxe 'Sanatan Dharm' en aanhangers van de hervormingsgezinde Arya Samaj-beweging uit 1875, die als eerste het kastenstelsel verwierp dat inmiddels bij zeer veel Hindoes ter discussie staat. De orthodoxen zijn veruit in de meerderheid en zullen we hier volgen. Zij hebben geen bijzondere rituele handelingen ter voorbereiding op de geboorte, of het moet zijn: het vertellen van verhalen uit de Ramayan en de Mahabharat, die het ongeboren kind gunstig kunnen beïnvloeden.

Het idee van onreinheid leeft sterk. Veel Hindoevaders blijven weg bij een bevalling en het kan gebeuren dat een vader, de astrologische voortekenen volgend, zijn kind de eerste 27 dagen niet aankijkt en daarna eerst via de schaduw die het kind op het badwater heeft geworpen. De naamgeving is het eerste overgangsritueel. Vroeger deed dat de pandit, de huispriester, op basis van sterrenbeelden, opdat men bij ziekte in een almanak kon opzoeken hoe te handelen. Tegenwoordig zijn westerse roepnamen in zwang.

De tweede overgangsfase is het afscheren van het 'onreine' hoofdhaar van de baby, waartoe een kapper aan huis komt. Vuuroffers begeleiden het begin en het einde van deze ceremonie. Volgens de regels behoort een zus van de vader het afgeschoren haar in een deegklompje te doen en dat naar zee te laten afdrijven. Hindoes in het Westen vieren verjaardagen in het algemeen slechts tot het zestiende jaar, wat te maken heeft met de sterke nadruk die men legt op volwassenwording.

Van de Chinezen die in Nederland wonen is tweederde afkomstig uit China (inclusief Hong Kong). De overigen zijn hier via de voormalige koloniën beland en zijn doorgaans sterk verwesterd; het heeft geen zin verder op hen in te gaan. De 'Chinese' Chinezen, die veelal nog in het restaurantwezen werkzaam zijn, hebben niet zozeer een religie als wel een stelsel van levensfilosofieën. Voor praktische tips rond de bevalling kunnen zij terecht in het eeuwenoude Maand voor Maand Handboek. De adviezen uit dat boek trekken nog steeds. Een yin-vrouw, die kouwelijk en zwak is, dient krachtige bouillons en gebraden vlees te eten, terwijl een yang-vrouw, die sterk en actief is, haar lichaam dient af te remmen met gestoomde en gesudderde gerechten. Als speels bijgeloof zullen zwangere Chinese vrouwen nooit hun bed verschuiven of een spijker in de muur slaan, want dat zou een vroeggeboorte of miskraam kunnen veroorzaken. Tijdens de laatste weken van de zwangerschap is het goed om gehurkt of geknield te zitten, als oefening op een inmiddels verlaten baarhouding.

Mannen zijn niet echt welkom bij een bevalling, maar de moeder van de kraamvrouw soms evenmin. Volgens sommige Chinese bevolkingsgroepen is het beter dat de moeder wegblijft als de kraamvrouw zwak bloed en 'slechte wind' heeft, die bij een bevalling kan toeslaan. Om de 'wind' aan te pakken zijn een streng dieet en bandages aanbevolen. Kou moet worden vermeden, dus geen koude dranken en een volledig bad pas vanaf de tweede week. Intussen komt de hele familieclan, waarin traditionele Chinezen leven, op kraamvisite, waarbij rode eieren worden geserveerd, die staan voor geluk en kracht. Een maand na de geboorte wordt het Feest van de Volle Maand gehouden, omdat dan de baby zijn levensvatbaarheid heeft getoond.

 

Joden in Nederland kennen geen specifieke gebruiken meer rond de bevalling, uitgezonderd de paar honderd ultraorthodoxe mannen en vrouwen die in Amsterdam wonen. Deze charidim ('vrezenden') tonen ook anders: de mannen dragen pijpenkrullen, de vrouwen hebben altijd een hoofddoek om of een pruik op, waaronder hun hoofd volledig is kaalgeschoren - een Oosteuropese vondst uit de 18de eeuw om joodse vrouwen niet op te laten vallen te midden van christenen en toch te beschermen tegen ongewenste blikken. In deze kleine kring blijven mannen nog weg bij een bevalling.

Volksgeloof rond bevallingen moet bij joden groot zijn geweest, getuige de voorliefde voor amuletten. De Davidsster is als zodanig nog populair, zo ook het handje tegen het Boze Oog, de Hamsa, die joden delen met moslims. Als typisch joods mag gelden: een getekend amulet, bijvoorbeeld gedrukt op een T-shirt, als protectie tegen Lilith, de verstoten vrouw van Adam, die haar gram op nakomelingen van Eva tracht te halen. Voor de meeste joden behoren deze uitingen inmiddels tot de folklore. Meer religieus - vergelijkbaar met het kruisbeeld bij katholieken en het kruis bij protestanten - is de Mezoeza, een stukje perkament met teksten uit het boek Deuteronomium, vervat in een kunstig hulsje van hout, zilver of blik dat op driekwart van de rechter deurpost wordt bevestigd, een beetje schuin, opdat de bovenkant naar binnen wijst. Als het over zuiver volksgeloof gaat: het niet meten van een baby, omdat men dan tevens het doodskistje zou meten, is onder joden net als bij christenen pas sinds kort verleden tijd.

Hamsa

De Hamsa als ontwerp voor een tattoo. www.annaij.com. Voor moslims is de Hamsa vernoemd naar Fatima, voor joden naar Miriam, de zus van Mozes.

 

Joodse rituelen doen zich eerst na de bevalling voor. Op de achtste dag vindt de besnijdenis van jongens plaats, een ingreep waaraan ook veel joden hechten die niet godsdienstig zijn; volgens het Joods Maatschappelijk Werk is dat zeventig procent. Door een besnijdenis treden jongens toe tot het eeuwigdurend verbond van Gods volk; vaak krijgen zij dan ook hun hebreeuwse naam. De besnijdenis wordt uitgevoerd door een geoefende mohel, en een peetoom oftewel sandak neemt de jongen op schoot, terwijl hij op de stoel van de profeet Elia zit, die geacht wordt getuige te zijn. Verdoven is niet nodig, omdat het jongetje er nauwelijks iets van voelt. De controversiële techniek van de mohel om het opwellende bloed met de mond weg te zuigen, metzitzah b'peh, waarover in de Verenigde Staten nog geregeld ophef ontstaat, was volgens rabbijn S. Ph. de Vries in Nederland rond 1900 al definitief verdwenen ten gunste van een glazen pipet.   

Verjaardagen vierden joden van oorsprong niet, omdat de bijbel alleen verjaardagen vermeldt van de Egyptische farao en van de Romeinse koning Herodes; niet van heilige personen. Sinds lang is dit anders; waarschijnlijk hebben zij hierin de westerse ontwikkeling gevolgd. De traditionele verjaarswens luidt: 'Moge je 120 jaar oud worden', zijnde het aantal jaren dat God de mensheid gaf om terug te keren van het kwade en daarmee de Zondvloed te voorkomen, die er toch kwam. 

 

picart

Een joodse besnijdenis in 1732, door Bernard Picart. (Rijksmuseum)

 

Een apart feest is de lossing van de eerstgeborene, op zijn 31ste levensdag. De achtergrond hiervan is een bijbeltekst: 'Al wat de moederschoot opent, behoort Mij'. Net als bij een oogst moest er een eerstelingengave worden gepleegd. Maar een eerste zoon kon als het ware worden teruggekocht, waarmee hij werd ontslagen van de verplichting om kohen, priester, te worden. Daartoe legt op die dag de vader die zoon in de armen van de kohen, en hij mag hem pas terugnemen nadat hij de kohen enkele muntstukken heeft geschonken.

Op driejarige leeftijd wordt een joods jongen pas voor het eerst geknipt, 'opgeschoren', wat het hoofd geschikt maakt voor het dragen van een keppeltje. Op dertienjarige leeftijd wordt hij religieus volwassen. Hij doet dan Bar Mitswa, dat wil zeggen: hij onderwerpt zich aan de thora, de joodse levensleer. Daartoe begint hij al een jaar van tevoren te oefenen op de lezing uit de thora, die hij op de bewuste dag in de synagoge moet houden; geen sinecure, want het hebreeuws wordt zonder klinkers geschreven. Na de lezing krijgt hij cadeautjes en is er een feestmaal. Meisjes worden al op twaalfjarige leeftijd religieus volwassen. Hun Bat Mitswa is tegenwoordig eveneens onderwerp van viering, maar alleen liberale gemeenten laten hen tijdens de dienst uit de thora voorlezen.


terug naar boven